Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De „duizend jaar” — geen bedrieglijke hoop

De „duizend jaar” — geen bedrieglijke hoop

Hoofdstuk 1

De „duizend jaar” — geen bedrieglijke hoop

1. Hoe moet de vraag of een door mensen opgericht koninkrijk duizend jaar kan bestaan, worden beantwoord?

ALLEEN een koninkrijk dat goed is, dat sterk is, zou duizend jaar kunnen bestaan. Zo’n koninklijke regering zou niet door louter een mens noch door een reeks elkaar opvolgende mensen beraamd, ingevoerd en gehandhaafd kunnen worden. Geen enkel door mensen opgericht koninkrijk met koningen uit een bepaald geslacht aan de top heeft ooit zelfs maar bijna duizend jaar bestaan.

2. Waarom is een koninklijke heerschappij die door één menselijke monarch wordt uitgeoefend, uitgesloten?

2 Hoe staat het dan met een koninkrijk dat tien eeuwen lang door een en dezelfde monarch geregeerd zou worden? Dat is een onmogelijkheid! Geen mens heeft ooit zo lang geleefd. Volgens de oudste geslachtsregisters heeft Methusalah, een man die in zuidwest-Azië woonde, van alle mensen op aarde het langst geleefd. Maar zelfs hij is nog eenendertig jaar onder de leeftijd van duizend jaar gebleven. * Heden ten dage bereiken de mensen die buitengewone leeftijd op lange na niet. In de meest vooruitstrevende landen bedraagt de levensduur dank zij de medische wetenschap nauwelijks zeventig jaar. Bij vrouwen ligt de grens ongeveer zes jaar hoger dan bij mannen. Een koninklijke heerschappij die duizend jaar duurt en door slechts één man of vrouw wordt uitgeoefend, is dus uitgesloten, hoe tevreden de onderdanen ook met hun heerser mogen zijn.

3. Wat had het meest recente „Duizendjarenplan” met de mensheid voor?

3 Het is dus logisch dat wij niet van dat menselijke standpunt uitgaan wanneer wij over een duizendjarig koninkrijk spreken. Wij en vele miljoenen andere thans nog levende mensen weten uit eigen ervaring dat er nog niet zo lang geleden een poging werd gedaan om een duizendjarige regering op te richten. Dit was het „Duizendjarenplan” van Adolf Hitler, die van 1933 tot 1945 G.T. nazi-dictator van Duitsland was. Kort nadat de Verenigde Staten in de Tweede Wereldoorlog verwikkeld waren geraakt, vernam men uit in beslag genomen nazi-documenten en van nazi-agenten die gearresteerd waren en uit diverse andere bronnen dat de nationaal-socialisten dit plan hadden. Het had ten doel een nationaal socialistische wereldorde te scheppen die door Hitler — indien hij in de Tweede Wereldoorlog de overwinning zou behalen — onbarmhartig aan de mensenwereld opgedrongen zou worden. Het beoogde feitelijk een slavenprogramma; de dwangarbeiders zou men uit de niet-Duitse landen halen. Dit plan omvatte de komende duizend jaar.

4. Welk vroegere rijk had Hitler klaarblijkelijk in gedachten, en hoe werd dit door een priester bevestigd?

4 De nazi-leider Hitler, die uit Oostenrijk, het land van het Habsburgse vorstengeslacht, kwam, had klaarblijkelijk het Duitse Heilige Roomse Rijk in gedachten, dat van 962 tot 1806 bestond. Dit wordt trouwens door de woorden van een rooms-katholieke priester bevestigd. Op de avond van 16 februari 1940 sprak Dr. Edmund A. Walsh, curator van de School voor Buitenlandse Dienst van de universiteit van Georgetown, in de tot de nok toe gevulde Memorial Continental Hall in Washington (D.C.). Hij zette de Duitse oorlogsdoeleinden uiteen en zei dat ze bestonden in een „wederoprichting van het Heilige Roomse Rijk”. „Dr. Walsh verklaarde dat hij Adolf Hitler had horen zeggen dat het Heilige Roomse Rijk, dat een Duits rijk was, weer opgericht moest worden.” — New York Times, 17 februari 1940.

5. Wat zei Hitler pochend met betrekking tot het nazi-rijk, maar wat gebeurde er met zijn plan?

5 De nazi-Führer Hitler had pochend gezegd: „Het nationaal-socialistische Reich zal duizend jaar bestaan.” De chef van de Duitse politie, Heinrich Himmler, was echter nog overtuigder en antwoordde: „Tienduizend!” Toen Hitler er eenmaal mee begonnen was zijn egocentrische plan te verwezenlijken, was hij met niets minder meer tevreden dan wereldheerschappij of wereldvernietiging. H. R. Trevor-Roper schrijft in zijn boek De laatste dagen van Hitler: „. . . al sprak het welhaast vanzelf, dat Hitler aan zijn oorspronkelijke programma zou blijven vasthouden: Weltmacht oder Niedergang, wereldmacht of ondergang. Wanneer de eerste onbereikbaar was, zou hij (daar waren allen, die hem kenden, het over eens) de ruïne zo groot maken als hem maar mogelijk was.” Met goede reden zullen enkelen nu misschien uitroepen: „Precies als de Duivel!” Hoe dan ook, het Heilige Roomse Rijk werd niet wederopgericht, zoals vele aanhangers van Hitlers religie hadden gehoopt — en het „Duizendjarenplan” van de nationaal-socialisten was reeds binnen twaalf jaar mislukt.

6. Welke heerser, die veel vroeger leefde en geen Duitser was, leerde iets dat Hitler wellicht niet heeft geleerd, en door wie werd de droom van deze heerser op juiste wijze uitgelegd?

6 Hitler, die wereldheerser wilde worden, mag dan de les niet hebben geleerd, maar hij kwam rechtstreeks tegenover het harde, onomstotelijke feit te staan waar een wereldheerser die veel vroeger leefde, door schade en schande achter moest komen. Deze wereldheerser, die geen Duitser en ook geen Ariër was, regeerde langer dan Hitler, namelijk drieënveertig jaar (624-581 v.G.T.). Hij was de koning van Babylon en zijn nogal lange naam was Nebukadnezar. Misschien herkennen wij hem als de Semitische wereldveroveraar die in het jaar 607 v.G.T. de joodse stad Jeruzalem verwoestte en net als Hitler hele bevolkingen deporteerde; hij voerde het grootste deel van de in leven gebleven joden in ballingschap naar de verre gebieden van Babylonië. Onder de gedeporteerden bevond zich ook de profeet Daniël, een Semiet uit de stam Juda. Koning Nebukadnezar had een merkwaardige droom, waaraan hij grote belangrijkheid toekende en die slechts door de profeet Daniël, een slaaf, uitgelegd kon worden. Daniëls uitlegging kwam uit.

7. Bij welke gelegenheid begon de droom in vervulling te gaan, en welke les moest de heerser uit zijn vernedering leren?

7 Een jaar na de droom begon Nebukadnezar als hoofd van de Babylonische wereldmacht te pochen, door over zijn hoofdstad Babylon, die aan de Eufraat lag, te roemen. Nauwelijks had hij zijn pochende woorden uitgesproken, of hij hoorde uit het onzichtbare rijk — de hemel — een stem die woorden uitte die hij in zijn droom had gehoord. Nebukadnezar schrijft in zijn verslag hierover, dat door de profeet Daniël werd bewaard: „U wordt gezegd, o koning Nebukadnezar: ’Het koninkrijk zelf is van u heengegaan, en van onder de mensheid verdrijft men u zelfs, en bij de dieren van het veld zal uw woning zijn. Plantengroei zal men zelfs u te eten geven net als de stieren, en zeven tijden zullen er over u voorbijgaan, totdat gij weet dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid, en dat hij het geeft aan wie hij wil.’” — Daniël 4:29-32.

8. Door wie werd de pochende koning met waanzinnigheid geslagen, en wie genas hem?

8 Wat volgde onmiddellijk daarop? Het is begrijpelijk waarom datgene wat nu gebeurde, niet in de Babylonische annalen voor ons is bewaard, of waarom elk bericht daarover dat eventueel door een Babylonische kroniekschrijver was opgetekend, uit de annalen verwijderd of vernietigd zou zijn. Maar de profeet Daniël, een eerlijk man, die alle feiten getrouw weergaf en die persoonlijk in de zaak betrokken was, werd ertoe geïnspireerd alles op schrift te stellen, zodat wij het thans, meer dan vijfentwintighonderd jaar later, kunnen lezen. De trotse koning Nebukadnezar werd ogenblikkelijk met waanzinnigheid geslagen — echter niet door Mardoek (of Merodach), de god die hij zozeer vereerde. De pochende koning, de koning die in 607 v.G.T. de heilige tempel te Jeruzalem had verwoest, werd door de Almachtige God, die deze waanzinnigheid had voorzegd, geslagen. En precies zoals was voorzegd en verordend, was koning Nebukadnezar „zeven” letterlijke „tijden” waanzinnig en at hij op een nabijgelegen veld gras als een stier. De waanzinnige koning pleegde geen zelfmoord, zoals Adolf Hitler in 1945 deed, toen Berlijn, zijn hoofdstad, door de rode legers van de Russen werd veroverd. Nadat Nebukadnezar zeven jaar lang waanzinnig was geweest, werd hij door God, die hem met waanzinnigheid had geslagen, genezen en keerde zijn gezonde verstand terug.

9, 10. Hoe blijkt uit het door Daniël (4:34-37) bewaarde verslag of de koning van Babylon uit zijn ervaring leerde dat God de absolute heerser is?

9 Trok de koning van Babylon lering uit zijn ervaring? Wij kunnen dit uit zijn eigen verslag, dat door de profeet Daniël voor ons is bewaard, vernemen. Het verslag, dat in de eerste persoon is gesteld, luidt:

10 „En aan het einde van de dagen sloeg ik, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel, en mijn eigen verstand keerde toen tot mij terug; en ik zegende Hem, de Allerhoogste, en Degene die tot onbepaalde tijd leeft, roemde en verheerlijkte ik, want zijn heerschappij is een heerschappij tot onbepaalde tijd en zijn koninkrijk duurt van geslacht tot geslacht. En alle bewoners der aarde worden als louter niets geacht, en hij doet naar zijn eigen wil onder het heerleger van de hemel en de bewoners der aarde. En er bestaat niemand die zijn hand kan tegenhouden of die tot hem kan zeggen: ’Wat hebt gij gedaan?’ . . . Nu roem en verhef en verheerlijk ik, Nebukadnezar, de Koning van de hemel, omdat al zijn werken waarheid en zijn wegen gerechtigheid zijn, en omdat hij hen die in trots wandelen, kan vernederen.” — Daniël 4:34-37.

11. Wat wist de koning van Babylon niet met betrekking tot die „zeven tijden” waarin hij ongeschikt bleek te zijn om te regeren?

11 Nebukadnezar zelf vertelt ons dat hij hersteld werd op de troon van de Babylonische wereldmacht — de derde wereldmacht in de opeenvolging van zeven wereldmachten waarover in de bijbel wordt gesproken (Daniël 4:36). Hij wist niet dat die periode van „zeven tijden” waarin hij ongeschikt bleek te zijn om te regeren, profetisch op een grotere tijdsperiode duidde, op „zeven tijden” van langere duur, namelijk de „tijden der heidenen”. Hij wist niet dat tijdens die langer durende „zeven tijden” achtereenvolgens vijf wereldmachten op de aarde zouden heersen — de Babylonische wereldmacht, de Medo-Perzische, de Griekse, de Romeinse en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, die thans heerst. Nebukadnezar wist niet dat die „zeven tijden”, die in totaal 2520 jaar omvatten, begonnen waren in het jaar waarin hij Jeruzalem met zijn tempel had verwoest en zouden eindigen in het jaar waarin de mensenwereld in de Eerste Wereldoorlog zou worden gestort — 1914 G.T. (Lukas 21:24, NBG; Daniël 4:16, 23, 25, 32). Ja, Nebukadnezar wist niet dat in 1914, aan het einde van die „zeven tijden” van heidense overheersing, de „Koning van de hemel” het „koninkrijk der mensheid” aan degene zou geven aan wie hij het wilde geven — Zijn Messías! — Daniël 9:25.

DOOR GODDELIJKE INSPIRATIE EEN BLIK IN DE TOEKOMST VERGUND

12. Wat denken de politici van de wereld nog steeds met betrekking tot het „koninkrijk der mensheid”, doch wiens hand hebben zij wat de aangelegenheden van de mensen betreft, niet kunnen tegenhouden?

12 De politici van alle natiën denken nog steeds dat het „koninkrijk der mensheid” hun zorg en hun eigenlijke werkterrein is. Lang geleden dacht ook koning Nebukadnezar van Babylon zo. In recenter tijd dacht Adolf Hitler zo, die van een duizendjarig politiek systeem droomde. Maar Degene omtrent wie Nebukadnezar ten slotte moest toegeven: „Zijn heerschappij is een heerschappij tot onbepaalde tijd en zijn koninkrijk duurt van geslacht tot geslacht”, blijkt nog steeds de „Heerser . . . in het koninkrijk der mensheid” te zijn. Dit koninkrijk over de aangelegenheden van de mensen is nog steeds het rechtmatige terrein waartoe Zijn belangstelling en werkzaamheden zich uitstrekken. De politici van deze wereld, die door de geestelijken van de christenheid worden ondersteund, zijn niet in staat geweest ’zijn hand tegen te houden’, noch bezitten zij de autoriteit om tot hem te zeggen: „Wat hebt gij gedaan?” (Daniël 4:34, 35) Hij heeft er niet met die politici en hun religieuze ondersteuners over beraadslaagd aan wie Hij aan het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 G.T. het „koninkrijk der mensheid” zou geven. De politici en hun religieuze bondgenoten zijn niet zo belangrijk dat zij als raadgevers zouden moeten dienen, terwijl Hij daarentegen ’de Allerhoogste is en Degene die tot onbepaalde tijd leeft’.

13, 14. Op grond van wiens woord kan er vol vertrouwen enige voorzegging worden gedaan aangaande een toekomstig tijdperk van duizend jaar, en waarom?

13 Op grond van wiens woord kan er dus redelijkerwijs enige voorzegging worden gedaan aangaande een toekomstig tijdperk van duizend jaar? De mens kan niet eens voorzeggen wat er morgen zal gebeuren. „Gij [weet] niet . . . wat uw leven morgen zal zijn”, zei een opmerkzame waarnemer meer dan negentien eeuwen geleden (Jakobus 4:14). Met de ’Allerhoogste, Degene die tot onbepaalde tijd leeft’, is dit echter anders. Wat betekent tijd voor Hem?

14 Een man die slechts honderd twintig jaar leefde, zei treffend tot Hem: „Duizend jaren zijn in uw ogen slechts als de dag van gisteren wanneer die voorbijgegaan is, en als een wake [in de oudheid was de lengte van de joodse nachtwake vier uur] in de nacht” (Psalm 90:4 en het opschrift). Door louter een droom die koning Nebukadnezar op een nacht had en die door de profeet Daniël werd verklaard, kon de Allerhoogste voorzeggen wat er na een periode van 2520 jaar, die in 1914 G.T. eindigde, in de wereldgeschiedenis zou gebeuren. Zou hij niet net zo gemakkelijk nauwkeurig kunnen voorzeggen wat er zou gebeuren gedurende een periode van duizend jaar die enige tijd na 1914 G.T. zou beginnen? Ongetwijfeld! En als Hij ons nu eens reeds een beschrijving van zo’n duizendjarige periode heeft gegeven? Dan kunnen wij op grond van dat woord vol vertrouwen over een toekomstige periode van duizend jaar spreken.

15. Welke woorden worden in het Latijn of Grieks gebruikt ter aanduiding van de duizend jaar, en hoe worden personen die erin geloven genoemd?

15 Gebruikt men een uitdrukking die aan de oude Latijnse taal is ontleend, dan noemt men die duizendjarige periode een millennium, een samenstelling van de Latijnse woorden mille („duizend”) en annus („jaar”). In Griekenland zouden de mensen deze periode met chiliade aanduiden, want het Griekse woord chilioi betekent „duizend”. Personen die in deze speciale tijdsperiode van duizend jaar geloven, worden derhalve zowel chiliasten als millenaristen genoemd. In de christenheid worden deze uitdrukkingen denigrerend gebruikt.

16, 17. (a) Welke ervaring van de mensheid met betrekking tot het jaar 1000 G.T. toont aan dat onze belangstelling voor het millennium niet voortspruit uit het feit dat wij het jaar 2000 G.T. naderen? (b) Waarom is het goed dat het zevende millennium van ’s mensen bestaan wellicht vele jaren vóór 2000 G.T. begint?

16 Wij dienen een levendige belangstelling voor deze naderbij komende periode van duizend jaar te hebben, ook al stellen wij ons hierdoor bloot aan smaad van de zijde van degenen die geen kennis van zaken hebben. In het geschreven woord van de ’Allerhoogste, Degene die tot onbepaalde tijd leeft’, staan inlichtingen over die duizendjarige periode opgetekend. Onze groeiende belangstelling spruit niet voort uit het feit dat wij het jaar 2000 G.T., het einde van het tweede millennium van onze gewone tijdrekening, naderen. Dat is niet het belangrijke punt. Wij weten wat er gebeurde toen de mensheid het jaar 1000 G.T., het einde van het eerste millennium van onze gewone tijdrekening, naderde. Hierover zegt de New Catholic Encyclopedia, onder het kopje „Millenarisme”, op bladzijde 853: „Toen het jaar 1000 naderde, was er een opleving van het millenarisme omdat vele eschatologen geloofden dat in het jaar 1000 n. Chr. de zevende scheppingsdag in de menselijke geschiedenis zou beginnen en dat er een glorierijke tien eeuwen durende regering van de Christus zou volgen.” — Copyright 1967.

17 Er bestaat reden te geloven dat het einde van zesduizend jaar van ’s mensen bestaan op aarde en het begin van het zevende millennium van ’s mensen bestaan wellicht vele jaren vóór het jaar 2000 G.T. bereikt zal worden. Het is goed dat dit zo is. In deze tijd, nu de mensenwereld in zo’n beklagenswaardige toestand verkeert en van zovele zijden met vernietiging wordt bedreigd, zijn er velen die deze bedreigingen voor ’s mensen bestaan bestuderen en onderzoeken en zij twijfelen er ernstig aan of de mensheid het jaar 2000 G.T. wel zal beleven. Zij baseren hun sombere kijk op onze toekomst niet op enige tijdtafel in het meest verspreide heilige boek, de bijbel. Zij baseren hun kijk slechts op de huidige onomstotelijke feiten en op de tegenwoordige niet te keren loop der dingen die ons allen betreft. Volgens deze mannen, die met autoriteit spreken, heeft ons mensengeslacht op lange na geen duizend jaar meer te leven. Welke reden hebt u, geachte lezer, om hen niet te geloven?

18, 19. (a) Waarom zijn deze inlichtingen niet tot het een of andere geheime, eschatologische genootschap van ingewijde personen beperkt? (b) In wiens naam is het Boek dat deze inlichtingen bevat, geschreven, en waarom?

18 In tegenstelling tot deze onheilsprofeten, die alles louter vanuit menselijk standpunt bezien, spreekt ’de Allerhoogste, Degene die tot onbepaalde tijd leeft’, er bemoedigend over dat de mensheid nog duizend jaar en langer te wachten staat, de schitterendste jaren in de hele menselijke geschiedenis. Deze hoop inboezemende inlichtingen zijn niet het privé-bezit van het een of andere geheime, eschatologische genootschap van speciaal ingewijde personen die daarvan op de hoogte zijn. De bron van deze waardevolle inlichtingen staat honderden miljoenen mensen over de gehele wereld in 1500 talen en dialecten ter beschikking. Deze opbeurende inlichtingen staan iedereen ter beschikking die een exemplaar van de bijbel bezit.

19 Hoewel de bijbel door mensen, louter onvolmaakte mensen, werd geschreven, die als secretarissen of amanuensissen hebben gediend, wordt in dat heilige Boek zelf niet beweerd dat het het woord van mensen is. Het is onder goddelijke inspiratie ontstaan en is derhalve in de naam van ’de Allerhoogste, Degene die tot onbepaalde tijd leeft’, geschreven. Tot op onze dag staat Hij in voor wat daarin over het verleden en over onze toekomst staat. Het is het Boek der boeken!

20. In welk bijbelboek vinden wij deze inlichtingen over het millennium, en wie heeft het geschreven?

20 Waar in dit boek kunnen wij deze inlichtingen over die voor ons liggende duizend jaar en de daaropvolgende eeuwen der eeuwigheid vinden? In het boek dat in de bijbel terecht als het laatste boek verschijnt. Het blijkt precies datgene te zijn wat de naam ervan betekent: Openbaring, Onthulling, Apocalypse. O ja, het werd geschreven door een man, een man die door het Romeinse Rijk als een misdadiger werd gebrandmerkt en op het strafeiland Patmos in de Egeïsche Zee, in de nabijheid van de kust van Klein-Azië, het huidige Turkije, gevangen werd gezet. Dit eiland is geen mythische plaats, maar bestaat werkelijk. Als jongeman was deze verbannen gevangene visser geweest aan de Zee van Galiléa, die in de toenmalige Romeinse provincie Galiléa lag. Het was Johannes, de zoon van Zebedéüs, en zijn broer, die eveneens visser was geweest, heette Jakobus. Johannes vertelt ons direct aan het begin van de Openbaring dat hij dit boek geschreven heeft, maar onder inspiratie. Waarvan zou het echter een openbaring of een onthulling zijn? Laten wij bij het lezen van het antwoord, dat ons in deze tijd dient te interesseren, opmerken aan wie Johannes de verantwoordelijkheid voor dit boek toeschrijft:

21. Aan wie schrijft Johannes in de inleiding de verantwoordelijkheid voor de Openbaring toe?

21 „De openbaring van Jezus Christus. Christus heeft die van God gekregen om zijn dienaars te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet. Hij heeft deze gebeurtenissen aan zijn dienaar Johannes bekendgemaakt door hem zijn engel te sturen. En Johannes heeft getuigd van alles wat hij gezien heeft. Hier volgt wat hij te zeggen heeft over de boodschap van God en het getuigenis van Jezus Christus. Gelukkig te prijzen is hij die deze profetische boodschap voorleest, en gelukkig zijn zij die ernaar luisteren en zich aan de inhoud ervan houden. Want de tijd dringt [Want het uur van de vervulling is nabij, New English Bible (1970)].” — Openbaring 1:1-3, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal (1972).

22. Waarom vervullen de woorden „Want het uur van de vervulling is nabij” ons, die in deze tijd leven, met geestdrift?

22 Vervullen die woorden „Want het uur van de vervulling is nabij”, die bijna negentien eeuwen geleden werden geschreven, ons, die in deze twintigste eeuw G.T. leven, niet met geestdrift? Uit het oogpunt van tijd beoordeeld, zou het stellig thans, na bijna negentienhonderd jaar, niet te vroeg zijn wanneer datgene „wat er binnenkort gebeuren moet”, nu spoedig gebeuren zou, in het bijzonder wat het aanbreken van de voorzegde „duizend jaar” betreft. Wij kunnen de tijd beter vaststellen wanneer wij het verslag van Johannes over de duizend jaar en de gebeurtenissen die onmiddellijk daaraan voorafgaan, lezen. Wij beginnen te lezen bij Openbaring 19:11:

23. Welke kenmerken onderscheiden de berijder van het witte paard?

23 „Ik zag de hemel openstaan. Er verscheen een wit paard, bereden door hem die de Trouwe en Waarachtige heet en die rechtvaardig oordeelt en strijdt. Zijn ogen vlamden als vuur; op zijn hoofd droeg hij veel kronen en er stond een naam op geschreven die niemand kende dan hij alleen. Het gewaad dat hij droeg, was gedrenkt in bloed. Zijn naam luidt: ’Het woord van God’. De hemelse legers volgden hem; ze zaten op witte paarden en droegen zuiver witte kleren van linnen. Uit zijn mond stak een scherp zwaard waarmee hij de ongelovige volken ging neerslaan. Met ijzeren staf zal hij ze weiden en als druiven zal hij ze vertreden in de wijnpers van de verschrikkelijke toorn van de almachtige God. Op zijn gewaad en op zijn dij stond deze naam geschreven: ’De grootste koning en de opperste Heer’.

24. (a) Waartoe worden de vogels die hoog aan de hemel vliegen, uitgenodigd? (b) Wat gebeurde er met degenen die aan de strijd deelnamen?

24 Toen zag ik een engel in de zon staan. Luid riep hij tegen alle vogels die hoog aan de hemel vlogen: ’Kom allemaal naar Gods grote feestmaal! Kom het vlees eten van koningen, legeraanvoerders en soldaten, het vlees van paarden en hun berijders, het vlees van alle mensen, slaven en vrijen, groten en kleinen!’ Daarna zag ik dat het beest, de koningen der aarde en hun legers zich verzamelden om de strijd aan te binden tegen hem die op het paard zat, en tegen zijn leger. Het beest werd gevangengenomen, evenals de valse profeet die voor hem wonderen had verricht. (Door die wonderen had hij de mensen misleid, die het merkteken van het beest droegen en zijn beeld hadden aanbeden.) Het beest en de valse profeet werden levend in het meer gegooid dat in vuur en vlam staat door de zwavel. Hun aanhang werd gedood door het zwaard dat uit de mond stak van hem die het paard bereed, en alle vogels vraten zich vol aan hun vlees.

25. Wat gebeurt er daarna met Satan de Duivel, en voor hoe lang?

25 Daarna zag ik uit de hemel een engel komen die in zijn hand de sleutel van de afgrond en een grote ketting droeg. Hij greep de draak, de oude slang, dat wil zeggen de duivel of Satan, en ketende hem voor duizend jaar. Toen gooide hij hem in de afgrond, en hij sloot en verzegelde die, zodat de draak de volken de komende duizend jaar niet kon misleiden. Na afloop daarvan zal hij voor korte tijd worden vrijgelaten.

26. Wie zitten er op de tronen die in de hemel worden gezien, en wat doen zij?

26 Toen zag ik tronen: degenen die erop zaten, kregen de bevoegdheid, recht te spreken. Ook zag ik de zielen van hen die onthoofd waren om hun trouw aan het getuigenis van Jezus en aan de boodschap van God. Ze hadden het beest noch zijn beeld aanbeden, en op hun voorhoofd en op hun hand droegen ze niet diens merkteken. Ze keerden in het leven terug en regeerden duizend jaar als koningen samen met Christus. (De rest van de doden keerde pas na afloop van die duizend jaar in het leven terug.) Dit is de eerste opstanding. Gelukkig te prijzen en heilig zijn degenen die aan deze eerste opstanding deel hebben. De tweede dood heeft over hen geen macht; ze zullen priesters zijn van God en van Christus, en zullen duizend jaar met hem regeren.

27. Wat vindt er op aarde plaats als Satan wordt losgelaten, en wat gebeurt er met hem?

27 Na afloop van die duizend jaar zal Satan uit de gevangenis worden vrijgelaten. Hij zal erop uitgaan om de volken die aan de vier uithoeken van de aarde leven, dat wil zeggen Gog en Magog, te misleiden, en om hen samen te trekken voor de strijd. Hun aantal is zo groot als de zandkorrels aan het strand van de zee. Ze rukken over de volle breedte van het land op en belegeren het kamp van Gods volk, de stad die hij liefheeft. Maar vuur zal van de hemel neerkomen en hen verteren, en de duivel die hen heeft misleid, zal in de zee van vuur en zwavel worden gegooid. Daar bevinden zich ook al het beest en de valse profeet, en zij zullen dag en nacht gekweld worden, voor altijd en eeuwig.” — Openbaring 19:11 tot 20:10, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal (1972).

28. (a) Na welke gebeurtenissen beginnen de duizend jaar dus? (b) Waarom is het dus duidelijk dat die duizend jaar nog moeten beginnen?

28 Wij bemerken dat de uitdrukking „duizend jaar” zesmaal in dat verslag voorkomt. Wij bemerken ook dat die duizend jaar pas beginnen nadat er een strijd heeft plaatsgevonden tussen de „grootste koning” aan de ene zijde en de „koningen der aarde” te zamen met het „beest” en de „valse profeet” aan de andere zijde en Satan de Duivel vervolgens geketend en in de afgrond geworpen is. Die gebeurtenissen maken deel uit van „wat er binnenkort gebeuren moet”. Tot nu toe heeft de wereld nog niets dergelijks gezien. Het is dus duidelijk dat die „duizend jaar” nog moeten beginnen. Ze hebben geen betrekking op een tijdsperiode van onbepaalde duur, een tijdsperiode die wij niet nauwkeurig kunnen bepalen. Het gaat hier om letterlijk duizend jaar.

29. Welke tijdsperiode voor die duizend jaar strookt volledig met de beproefde tijdtafel van God?

29 Bijbelgeleerden die beweren dat die duizend jaar betrekking hebben op een tijdsperiode van onbepaalde duur, zeggen dat ze begonnen zijn op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T., toen God zijn heilige geest op zijn pas opgerichte christelijke gemeente in Jeruzalem uitstortte. Maar dit argument leidt tot moeilijkheden en tot pogingen om verklaringen te zoeken die in strijd zijn met datgene wat de door de geest verwekte christenen in al de meer dan negentienhonderd veertig jaar sinds die pinksterdag, toen de christelijke gemeente tot geestelijk leven werd gebracht, werkelijk overkomen is. Een letterlijk millennium strookt volledig met de beproefde tijdtafel van God.

30. Waarom dienen wij ons er niet van te laten weerhouden het profetische beeld van die duizend jaar in de finesses te onderzoeken?

30 Datgene wat die duizend jaar voor onze aarde inluiden, is onontbeerlijk voor het eeuwige leven en het eeuwige geluk van de mensenwereld. Hoe kunnen wij ons er dan redelijkerwijs van weerhouden het profetische beeld van het heerlijke millennium, dat de apostel Johannes in zulke schitterende bewoordingen voor ons beschreven heeft, terstond aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen?

[Voetnoten]

^ ¶2 Zie Genesis 5:25-27, in de Heilige Schrift.

[Studievragen]