Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De zevende scheppings-„dag” heiligen

De zevende scheppings-„dag” heiligen

Hoofdstuk 15

De zevende scheppings-„dag” heiligen

1, 2. (a) Zal Gods „eeuwige voornemen” met het vermorzelen van de grote Slang volledig zijn verwezenlijkt? (b) Wie zou volgens Gods voornemen van het vermorzelen van de Slang voordeel trekken?

DE LANGVERWACHTE zegepraal van Gods „eeuwige voornemen dat hij heeft opgevat in verband met de Christus, Jezus onze Heer”, is nabij — tot het eeuwige welzijn van de gehele mensheid! Is dit niet iets wat het de moeite waard maakt ervoor te leven en wat allen die het zien en er voordeel van trekken, onuitsprekelijk zal verheugen? Het nog in leven zijnde overblijfsel van het geestelijke Israël en de „grote schare” medegetuigen van Jehovah zullen deze zegepraal zien en er tot in alle eeuwigheid voordeel van trekken. Gods „eeuwige voornemen” in verband met het „zaad” van Zijn hemelse „vrouw” zal dan echter nog niet volledig verwezenlijkt zijn. Gedurende en tot aan het einde van de duizend jaar die voor de regering van Jezus, de Messías, en de 144.000 medeleden van „Abrahams zaad” zijn bestemd, zal het zich voortspoeden ten einde verdere zegepralen te behalen (Openbaring 20:4-6; Galáten 3:8, 16, 29). Hoe dat zo?

2 Welnu, het was Gods „eeuwige voornemen” dat de mensheid, die in zonde en de dood was geboren, voordeel zou trekken van het vermorzelen van de kop van de grote Slang. Volgens Gods belofte aan Abraham zouden alle families van de aardbodem en alle natiën zich door bemiddeling van het geestelijke „zaad” van Abraham zegenen of zich een eeuwige zegen verwerven (Genesis 12:3; 22:18). Daartoe zullen de duizend jaar van Christus’ regering voldoende tijd bieden.

3. Waarin bestond Gods oorspronkelijke voornemen, dat door een duizendjarige regering verwezenlijkt moet worden, en wie zal het verwezenlijken?

3 De Messías, Jezus, en zijn verheerlijkte 144.000 medekoningen en onderpriesters zullen het oog gericht houden op het oorspronkelijke voornemen dat God, de Schepper, opvatte toen hij de mens in de Hof van Eden op aarde plaatste. De gehele aarde zou tot een wereldomvattende bloeiende Hof van Eden worden. Overeenkomstig Gods oorspronkelijke, onveranderlijke voornemen zou dit aarde omspannende Paradijs gevuld worden met volmaakte, rechtvaardige mannen en vrouwen, die tot in alle eeuwigheid daarin zouden leven. Zij zouden in een vredige en liefdevolle verhouding tot hun hemelse Vader staan en zouden deel uitmaken van zijn universele hemelse en aardse gezin, zijn universele organisatie. De vissen der zee, de vliegende schepselen van de hemel en elk levende schepsel dat zich op de aarde beweegt, huisdieren en in het wild levende dieren, zouden ongevaarlijk en vreedzaam zijn, en ze zouden aan het naar Gods beeld geschapen mensengeslacht onderworpen zijn (Genesis 1:26-31; Jesaja 45:18; Psalm 115:16; 104:5). Ter verwezenlijking van dit oorspronkelijke voornemen van God moet het „zaad” van Gods hemelse „vrouw” duizend jaar regeren. De totstandbrenging van dit werk is aan de Messías, Jezus, toegewezen, die toen hij op aarde was, „de Zoon des mensen” werd genoemd. — Psalm 8:4-8; Hebreeën 2:5-9.

4. Waarom zullen de overlevenden, die de „grote schare” vormen, na de verheerlijking van het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten niet de enige menselijke bewoners der aarde zijn?

4 Wanneer derhalve de nog in leven zijnde leden van het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten hun aardse loopbaan hebben geëindigd en met Jezus, de regerende Messías, en al zijn andere medeërfgenamen in heerlijkheid verenigd zullen zijn, zullen de andere overlevenden van de „verdrukking”, de „grote schare”, op de gereinigde aarde niet alleen blijven. Zij zouden niet talrijk genoeg zijn om ’de aarde te vullen’. Bovendien zijn zij niet de enigen die door het volmaakte menselijke slachtoffer van de Heer Jezus Christus losgekocht zijn; hij werd „in de hiel” vermorzeld ten einde „voor iedereen de dood [te] smaken”; hij heeft „zichzelf gegeven . . . als een overeenkomstige losprijs voor allen” (Hebreeën 2:9; 1 Timótheüs 2:5, 6). De meesten van die losgekochten liggen thans dood in het gemeenschappelijke graf van de mensheid. Hoe zullen zij voordeel kunnen trekken van de losprijs van de Messías? Door de beloofde opstanding van de doden (Job 14:13, 14; Jesaja 26:19; Matthéüs 22:31, 32; Johannes 5:28, 29; Handelingen 24:15; Openbaring 20:12-14). Miljarden uit de doden opgewekte personen, allen nakomelingen van het eerste mensenpaar, Adam en Eva, zullen zich derhalve bij de overlevende „grote schare” voegen. Wat zal dat een wereldomvattende familiereünie zijn!

5. (a) Welk andere goddelijke voornemen moeten Christus en zijn 144.000 medeërfgenamen nog ten uitvoer brengen? (b) Hoe ging God ertoe over op zijn zevende scheppings-„dag” te rusten?

5 Nu moeten de regerende Jezus Christus en zijn 144.000 medeërfgenamen nog een speciaal voornemen ten uitvoer brengen. Wat dan wel? Zij moeten Gods zevende scheppings-„dag” tot een gezegende dag, een heilige dag, maken. Nadat God Adam en Eva had geschapen en hun had gezegd wat zij moesten doen of waarin hun levensdoel in het Paradijs bestond, eindigde zijn zesde scheppings-„dag” en begon de zevende. Dit was ongeveer zesduizend jaar geleden. God bepaalde dat deze scheppings-„dag” voor hem een Sabbat-„dag” zou zijn. Hij wilde op deze dag geen scheppingswerk met betrekking tot de aarde verrichten, maar wilde van dit werk rusten, niet omdat hij moe was, doch omdat hij het eerste mensenpaar en hun nakomelingen de gelegenheid wilde geven Hem als hun enige levende en ware God te aanbidden door hem te dienen en de dienst die hij hun had opgedragen, te verrichten. Hij wist dat zijn bekendgemaakte voornemen met betrekking tot hen in de volgende zevenduizendjarige periode, Zijn Sabbat-„dag”, ten uitvoer gebracht kon worden.

„Voorts zegende God de zevende dag en hij heiligde die, omdat hij daarop is blijven rusten van al zijn werk, dat God geschapen heeft om het te maken.” — Genesis 2:3.

6. (a) Hoe is Gods zevende scheppings-„dag”, zijn Sabbatdag, ontheiligd? (b) Hoe zal God die dag niettemin tot een gezegende, heilige „dag” maken?

6 Heel kort daarna begon de geestenzoon van God die zich tot Satan de Duivel maakte, die heilige zevende scheppings-„dag” van Jehovah God te ontheiligen. Zesduizend jaar lang werd het hem en zijn „zaad” toegestaan hun pogingen in het werk te stellen, waardoor zij de indruk wilden wekken dat het een vervloekte, een onheilige „dag” was, alsof Gods „rust” was verstoord, waardoor hij zich genoodzaakt zou voelen de door hemzelf verordende Sabbat-„dag” te schenden. Vergeefs echter! Gedurende de duizend jaar, waarin de grote Slang en zijn demonen-„zaad” in de afgrond zijn, zal Jehovah God al het kwaad dat deze ontwijders van Jehovah’s Sabbat op de aarde hebben aangericht, ongedaan maken. Door middel van de duizendjarige regering van zijn Zoon Jezus Christus zal Jehovah God het van het eerste mensenpaar afstammende mensengeslacht weer tot menselijke volmaaktheid en zondeloosheid opheffen. Alleen de weerspannigen en de ongehoorzamen, die de grote Sabbat-„dag” van Jehovah God niet respecteren, worden vernietigd (Openbaring 20:14, 15). Het Paradijs zal op aarde zijn hersteld en zich tot de uiterste einden der aarde uitstrekken. De gehele aarde zal met mensen gevuld zijn die van het eerste mensenpaar afstammen, terwijl dan de gehele aarde onderworpen zal zijn. — Genesis 1:28.

7. Welk door Jezus geleerde gebed zal aldus vervuld worden, en hoe zal hij dan tonen dat hij de universele soevereiniteit van Jehovah erkent?

7 Door de verwezenlijking van Gods „eeuwige voornemen dat hij heeft opgevat in verband met de Christus, Jezus onze Heer”, zal Gods zevende scheppings-„dag” als een gezegende, geheiligde dag eindigen. Dat Jehovah die „dag” zesduizend jaar geleden heeft gezegend en geheiligd, zal niet zijn verijdeld, waardoor er eeuwige smaad op hem zou zijn gebracht. Het Messiaanse gebed: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde”, zal op glorierijke wijze vervuld zijn (Matthéüs 6:10). Wanneer Jezus Christus Jehovah’s „eeuwige voornemen” heeft gediend doordat hij dat voornemen tot verheerlijking van God heeft doen zegevieren, draagt hij „het koninkrijk aan zijn God en Vader” over en onderwerpt hij zich aldus aan de Universele Soeverein, Jehovah, de Allerhoogste (1 Korinthiërs 15:24-28). Loyaal rechtvaardigt hij Jehovah’s universele soevereiniteit.

RECHTVAARDIGING VAN DE GEHOORZAME MENSHEID TOT EEUWIG LEVEN

8. Hoe zal de herstelde mensheid dan voor God staan, en wat zal hij doen voordat hij iemand tot eeuwig leven rechtvaardigt?

8 De herstelde mensheid zal dan rechtstreeks tegenover God staan en zich in dezelfde positie bevinden als de zondeloze, volmaakte Adam en Eva in het Edense Paradijs toen God hun zijn heilige dienst opdroeg. Wie van de herstelde mensheid op de paradijsachtige aarde zal Jehovah, de Bron van alle leven, trouw blijven en hem als de Universele Soeverein en de liefdevolle God en Schepper loyaal toegedaan blijven? Wie zal hij zelf tot eeuwig leven op de paradijsachtige aarde rechtvaardigen? Om de gehele herstelde mensheid op dit belangrijke punt te beproeven, aanvaardt Jehovah het koninkrijk uit de handen van Jezus Christus en laat hij de grote Slang en zijn demonen uit de afgrond los. Hij laat toe dat deze onverbeterlijke opstandige geesten nogmaals trachten de mensheid te verzoeken en te misleiden.

9. (a) Wat gebeurt er met de herstelde mensen die zich door de Slang en zijn demonen laten misleiden? (b) Hoe zal het laatste deel van Gods „eeuwige voornemen” ten uitvoer worden gebracht?

9 Jehovah betwist niet dat sommigen van de herstelde mensheid zich door Satan en zijn demonen zullen laten misleiden, evenals de volmaakte Adam en Eva zich in de Hof van Eden lieten misleiden. Hij laat toe dat het een talloze menigte zal zijn. Wanneer de beproeving haar hoogtepunt zal hebben bereikt en de mensen met betrekking tot de vraag wie zij als de Universele Soeverein en als God erkennen, onveranderlijk van elkaar gescheiden zullen zijn, zal er vanuit de hemel vernietiging over de menselijke rebellen komen. Ten slotte zullen ook de grote ontwijder van Jehovah’s Sabbat, Satan de Duivel, en zijn demonen-„zaad” vernietigd worden. Ongetwijfeld zal het „zaad” van Gods hemelse „vrouw” deze vernietiging tot stand brengen, want hij is degene die er volgens Gods in de Hof van Eden bekendgemaakte „eeuwige voornemen” toe is bestemd de Slang „in de kop” te vermorzelen (Genesis 3:15). Satan de Duivel en zijn demonen zullen niet in de afgrond terugkeren, maar zij zullen als door vuur, vermengd met zwavel, volkomen vernietigd worden. De grote Slang zal van deze laatste fase van het vertreden van zijn kop niet meer herstellen. Er zal hem geen gelegenheid meer worden gegeven als Verzoeker op te treden. — Openbaring 20:7-10.

10. Waarmee zullen degenen die bewijzen dat zij Jehovah als de Universele Soeverein en als God loyaal zijn toegedaan, worden beloond?

10 Wat een bekronende zegepraal zal dat zijn voor Gods „eeuwige voornemen dat hij heeft opgevat in verband met de Christus, Jezus onze Heer”! Degenen van de herstelde mensheid die er blijk van geven dat zij vastbesloten zijn Jehovah als de Universele Soeverein en de ene levende en ware God te dienen en te gehoorzamen, zal hij rechtvaardig verklaren. Deze gerechtvaardigden zal hij belonen met de gave van eeuwig leven op aarde, de voetbank van zijn voeten, die dan een eeuwig bloeiend Paradijs zal zijn (Jesaja 66:1). Hij zal hun eeuwige leven een doel geven, zodat zij altijd bevredigd zullen zijn en altijd een nieuwe stimulans zullen hebben — en dat alles tot Zijn heerlijkheid door Zijn Christus, Jezus onze Heer (Openbaring 21:1-5). Halleluja! — Psalm 150:6.

11. Wat is het beste dat wij met betrekking tot het onvergelijkelijke voornemen van God kunnen doen?

11 Welk een onvergelijkelijk vooruitzicht voor de mensheid! Het is weggelegd voor degenen die thans hun leven in overeenstemming brengen met Gods „eeuwige voornemen”. Wij zouden ons beslist geen beter doel in het leven kunnen stellen.

[Studievragen]