Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een paradijs van vreugde voor de gehele mensheid

Een paradijs van vreugde voor de gehele mensheid

Hoofdstuk 17

Een paradijs van vreugde voor de gehele mensheid

1. (a) Hoe toonde een boosdoener die naast Jezus stierf, dat hij geloof was gaan oefenen? (b) Welke hoop gaf Jezus de boosdoener, en welke eigenschap van God werd daardoor beklemtoond? (2 Korinthiërs 1:3, 4)

VOLGENS het verslag van Lukas voerde Jezus het laatste gesprek vóór zijn dood met een boosdoener die naast hem aan een paal hing. Deze boosdoener bestrafte zelfs een andere boosdoener omdat hij Jezus beschimpte. Klaarblijkelijk was hij geloof in Jezus gaan oefenen.

„En hij zei verder: ’Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.’ En [Jezus] zei tot hem: ’Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn’” (Lukas 23:39-43).

Wat een schitterende belofte voor die stervende man! Gods barmhartigheid kon zich zelfs tot deze boosdoener uitstrekken, zodat hij zich kon troosten met de hoop in het toekomstige glorierijke paradijs leven te ontvangen.

2. Illustreer met een voorbeeld hoe realistisch iemands hoop op het paradijs kan worden (Hebreeën 6:18).

2 God kan werkelijk zijn medegevoel en zijn barmhartigheid bewijzen jegens personen die eens in de verste verte zijn wil niet deden. Hier volgt een hedendaags voorbeeld:

In West-Japan werd een tiener wegens een dubbele moord ter dood veroordeeld. In de jaren dat hij op zijn terechtstelling wachtte, kwam hij met de bijbel en het daarin vervatte „goede nieuws” in contact, bestudeerde de Koninkrijksboodschap, aanvaardde ze en werd ten slotte in de gevangenis gedoopt. De bewakers waren verbaasd toen zij bemerkten dat zijn dierlijke gezindheid veranderde en dat hij liefdevol, vrolijk en vredelievend werd. Hij leerde het brailleschrift en bracht een aantal bijbelse leerboeken in dit schrift over om blinde mensen buiten de gevangenis bij hun studie te helpen. Hij schreef veel brieven aan mensen buiten en moedigde hen aan in het christelijke geloof. Op de morgen van zijn terechtstelling begeleidde een zendeling hem naar de galg. De jonge man erkende dat hij nu aan de gerechtigheid moest voldoen en „leven voor leven” moest geven, maar hij zei: „Vandaag heb ik een krachtig vertrouwen in Jehovah en in het loskoopoffer en de opstandingshoop.” Nadat zij uit de bijbel hadden gelezen, een lied hadden gezongen en een gebed hadden uitgesproken, ging hij rustig naar zijn terechtstelling en zijn gezicht weerspiegelde duidelijk de vaste hoop die hij in zijn hart bezat. Zijn afscheidswoorden waren: „Ik zal nu een kort poosje slapen, en als het Jehovah’s wil is, zal ik jullie allemaal in het paradijs terugzien.”

3. Welke wonderbaarlijke hoop bestaat er voor de doden? (1 Korinthiërs 15:22)

3 Evenals de boosdoener die aan Jezus’ zijde stierf, bracht deze jonge man zijn geloof in Gods barmhartigheid liefderijke goedheid tot uitdrukking. Is zo’n geloof gefundeerd? Ja, want de bijbel moedigt alle mensen ertoe aan hun hoop op God te stellen „dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). Wat een heerlijk vooruitzicht! De vele gestorvenen, de goeden en de slechten, zullen uit de graven te voorschijn komen en de gelegenheid krijgen in aanmerking te komen voor eeuwig leven in het herstelde paradijs op aarde. Maar dit aardse paradijs zal slechts de weerspiegeling zijn van een veel grootser paradijs.

EEN HEERLIJK GEESTELIJK PARADIJS

4. Welk paradijs, dat destijds nog in de toekomst lag, zag de apostel Paulus in de eerste eeuw in een visioen?

4 De apostel Paulus vertelt dat hij in een visioen „werd weggerukt tot in het paradijs en onuitsprekelijke woorden hoorde”. Wat is dat „paradijs”? Het is niet een bepaalde trap van de letterlijke hemel, maar een geestelijk paradijs, dat pas in de toekomst werkelijkheid zou worden om Gods volk hier op aarde gelukkig te maken. — 2 Korinthiërs 12:1-4.

5. (a) Welke gebeurtenissen baanden voor Jehovah’s dienstknechten de weg naar het geestelijke paradijs? (b) Welke toestanden heersen daar? (Jesaja 11:6-9)

5 Jehovah grondvestte dit geestelijke paradijs op zijn eigen bestemde tijd. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen oprechte bijbelonderzoekers tot het besef dat vele gebruiken en leringen van de kerken der christenheid uit de religie van het oude Babylon stammen en niet uit de bijbel. Zij begonnen valse leringen zoals de inherente onsterfelijkheid van de ziel, hellepijniging en de Drieëenheid aan de kaak te stellen en herstelden de bijbelse leringen aangaande het loskoopoffer van Jezus, de opstanding en Gods koninkrijk. In 1879 begonnen zij het tijdschrift De Wachttoren als verdediger van de bijbelse waarheid te publiceren en zij zijn daar tot nu toe mee voortgegaan. Ruim dertig jaar lang wezen zij op grond van de bijbelse chronologie vooruit naar het jaar 1914 en verkondigden zij dat dit volgens de bijbelse profetie een veelbetekenend jaar zou zijn. En toen 1914 kwam, brak de Eerste Wereldoorlog uit, die werd gevolgd door de andere moeilijkheden die Jezus als het „begin van weeën der benauwdheid” had voorzegd. In diezelfde tijd beschimpten de religieuze leiders der wereld de getrouwe getuigen van Jehovah en overlaadden zij hen met „haat”, maar in 1919 werden zij van alle dienstbaarheid aan het wereldrijk van valse religie — „Babylon de Grote” — bevrijd (Matthéüs 24:3-9; Openbaring 17:5). Nu begaven zij zich over een „Weg der Heiligheid” naar het geestelijke paradijs, waarover een profeet lang geleden had geschreven:

„En het zijn de door Jehovah losgekochten die zullen terugkeren . . ., en verheuging tot onbepaalde tijd zal op hun hoofd zijn. Tot uitbundige vreugde en verheuging zullen zij geraken, en droefheid en zuchten moeten wegvlieden.” — Jesaja 35:8-10.

6. (a) Wie kwamen eerst in dit geestelijke paradijs? (b) Welke groep van mensen verschijnt daarna? (Jesaja 2:2-4)

6 In de profetieën wordt heel veel over de heerlijkheid van dit geestelijke paradijs gezegd. Eerst kwamen de overgeblevenen van de „kleine kudde” van de gezalfde volgelingen van Jezus in deze paradijstoestand (Lukas 12:32). Maar nadat Johannes in de Openbaring over het uitkiezen van deze 144.000 geestelijke Israëlieten heeft verteld, beschrijft hij dat nog anderen het voorrecht ontvangen dit heerlijke paradijs binnen te gaan:

„En zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon [van Jehovah] en voor het Lam [de eens geofferde, maar nu verheerlijkte Jezus], gehuld in lange witte gewaden” (Openbaring 7:1-4, 9).

Hier op aarde sluit de „grote schare” zich bij de overgeblevenen van de „kleine kudde” aan, zodat ze zich nu eveneens in een goedgekeurde toestand in het geestelijke paradijs bevindt.

7. Hoe ver heeft het geestelijke paradijs zich uitgebreid? (Jesaja 60:22)

7 Dat deze „grote schare” er thans is, treedt heel duidelijk aan het licht. Toen de overgeblevenen van de „kleine kudde” de vervolging tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden doorstaan, telden zij slechts een paar duizend personen en bevonden zij zich slechts in enkele van de grotere landen der christenheid. Maar op 27 maart 1975, toen Jehovah’s Getuigen in meer dan 38.000 gemeenten in 210 landen en gebieden over de gehele aarde bijeenkwamen om het Avondmaal des Heren ter gedachtenis aan Jezus’ dood te vieren, waren er in totaal 4.925.643 personen aanwezig. Het geestelijke paradijs heeft thans werkelijk wereldomvattende afmetingen aangenomen.

HET AARDSE PARADIJS

8. Wat zal het aardse paradijs weerspiegelen? (Openbaring 21:2, 3)

8 Evenals de ark met haar passagiers de vloed van Noachs dagen overleefde, zal ook het geestelijke paradijs met allen die zich daarin bevinden, de „grote verdrukking” overleven en dan voortbestaan op een aarde waar geen vervuiling meer zal zijn. Dan zal de aarde Gods heerlijkheid weerspiegelen. De overlevende „grote schare” zal moeten werken om ’de aarde te onderwerpen’ en haar te veranderen in een plaats die heel de pracht weerspiegelt van het geestelijke paradijs, waarover Jesaja schreef:

„De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. Ze zal zonder mankeren bloeien, en ze zal werkelijk blij zijn met blijdschap en met vreugdevol geroep. . . . Er zullen er zijn die de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God, zullen zien” (Jesaja 35:1, 2).

De adembenemende schoonheid van dat wereldomvattende paradijs zal de grootse Schepper van hemel en aarde werkelijk tot roem strekken!

9. Wat voor een koningschap zal over het paradijs uitgeoefend worden, en door bemiddeling van wie? (Psalm 72:12)

9 Op die paradijsaarde zullen de mensen dan gemeenschappelijk Jehovah loven en zijn koningschap roemen:

„Over de heerlijkheid van uw koningschap zullen zij praten, en over uw macht zullen zij spreken, om de mensenzonen zijn machtige daden bekend te maken, en de heerlijkheid van de pracht van zijn koningschap” (Psalm 145:10-13).

Vergeet niet dat Jehovah zijn koningschap gedurende duizend jaar door bemiddeling van zijn Zoon Christus Jezus tot zegen van alle rassen en natiën der mensheid zal uitoefenen. Het zal een vredesheerschappij zijn. Alle programma’s die tot de vervolmaking van de mensheid op touw worden gezet, zullen tot een succesvol einde worden gebracht. Hebzucht en corruptie zullen door onzelfzuchtigheid en liefde vervangen worden. Voorbij zal dan de tijd zijn waarin de heersers de rijken ter wille zijn en de armen en behoeftigen onderdrukken, want Gods profeet roept uit: „Zie! Een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat vorsten betreft [hier op aarde], zij zullen als vorsten heersen voor louter gerechtigheid” (Jesaja 32:1). Onder deze wereldheerschappij zal er werkelijk een paradijs zijn!

10. (a) Wie zullen in het paradijs „tot leven komen”? (Openbaring 20:12, 13) (b) Hoe wordt heel Jehovah’s voorziening voor het verkrijgen van leven afgebeeld? (Ezechiël 47:1, 9)

10 Wat een vreugde te weten dat in dat paradijs de doden ’tot leven zullen komen’! (Johannes 11:25). In het laatste hoofdstuk van de Openbaring wordt heel de voorziening beschreven die Jehovah door bemiddeling van Jezus Christus getroffen heeft om de uit de doden opgewekte personen en alle andere mensen dan leven te schenken. Deze voorziening is als „een rivier van water des levens, helder als kristal, die, stroomde vanuit de troon van God en van het Lam”. Deze symbolische rivier stroomt over de brede straat van de hemelse stad — het „Nieuwe Jeruzalem” genaamd — waar de verheerlijkte Jezus en zijn 144.000 medekoningen resideren.

„En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën” (Openbaring 22:1, 2).

Op grond van het offer van Christus zullen derhalve de zonden van de aardbewoners verwijderd worden, en zij zullen van al hun ziekten en onvolmaaktheden genezen worden. Over de Koninkrijksheerschappij van Christus staat geschreven:

„Hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan” (1 Korinthiërs 15:25, 26).

Op de paradijsaarde zal dan de dood die de mensen door de zonde van Adam hebben geërfd, „niet meer zijn”! — Openbaring 21:4.

HET LEVEN IN EEN PARADIJS ZONDER DOOD

11. Waarom zal niemand meer door ziekte of een ongeluk sterven? (Jesaja 25:8; Job 33:25)

11 De dodelijke gesels van de mensheid, zoals kanker, hartziekten en het ouderdomsproces, zullen dan door de aanwending van het zoenoffer van Christus verdwijnen. „Zal dan niemand meer door een ongeluk om het leven komen?” zal iemand nu misschien vragen. Ook dat zal niet meer voorkomen, want het aardse paradijs zal naar het voorbeeld van het geestelijke paradijs gevormd worden, waar „kwaad” en „verderf” onbekend zijn (Jesaja 11:9). De mensen zullen er door hun geestelijke denkwijze voor behoed worden dwaze risico’s te nemen. Volmaakte mensen zullen dan net zo min misrekeningen maken als de steenbok, die op een rotshelling feilloos van rots naar rots springt. En wanneer ergens een onvoorzien gevaar opdoemt, zullen Gods engelen ongetwijfeld fysieke bescherming geven, precies zoals ze nu reeds het „bevel” hebben Gods volk op hun plaats van geestelijke zekerheid te behoeden. — Psalm 91:11.

12. In hoeverre zal de aarde bevolkt worden? (Matthéüs 22:30)

12 Iemand anders zal nu misschien vragen: „Als er niemand meer sterft, zal de aarde dan niet overbevolkt raken?” Welnu, in 1970 schatte de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties dat de aarde genoeg voedsel kon opbrengen om meer dan veertig maal haar huidige bevolking van voedsel te voorzien! Het falen van menselijke heerschappij is de enige reden waarom mensen thans honger moeten lijden. De aarde kan veel meer mensen van voedsel voorzien dan thans het geval is, ook alle opgestane personen. Bovendien had God de mens oorspronkelijk het gebod gegeven ’de aarde te vullen en haar te onderwerpen’, niet haar overvol te maken, zodat het leven daarop ondraaglijk zou zijn. Als u iemand vraagt een emmer te vullen, verwacht u ook niet dat hij de waterkraan laat lopen tot het hele huis overstroomd is. Evenzo kan men verwachten dat Jehovah te zijner tijd en op zijn wijze de menselijke voortplanting op deze aarde zal doen ophouden zonder dat volmaakte mensen daaronder lijden. — Genesis 1:28.

13. Waarom zal eeuwig leven nooit saai worden? (Psalm 145:16)

13 „Maar zal eeuwig leven niet saai worden?” zal iemand anders misschien zeggen. Dat is uitgesloten! Met een volmaakt brein en een eeuwig jeugdig lichaam zullen de mensen er vreugde in scheppen de eindeloze wonderen der schepping na te vorsen. Altijd zal er iets nieuws te ontdekken zijn. Er zullen altijd nieuwe gelegenheden zijn om zijn talenten creatief aan te wenden, en er zal volop gelegenheid zijn om zich te ontplooien en alle vreugden die er op de heerlijk gemaakte aarde te beleven zijn, met zijn medemensen te delen. En wie weet welke nieuwe scheppingen Jehovah nog tot vreugde van zijn schepselen voortbrengt wanneer zijn ’rustdag’ voorbij is!

14. Vooral om welke reden zal eeuwig leven een voortdurende verrukking zijn? (Psalm 37:3, 4)

14 Bovenal zal het bezielend zijn steeds weer uit de bron van „de rijk-gevarieerde wijsheid van God” te putten en voortdurend de overvloedige rijkdom van zijn liefde en wijsheid te ontvangen (Efeziërs 3:10). Jezus, die in zijn voormenselijke bestaan lange tijd met Jehovah samen was, zei over zichzelf: „Ik leef vanwege de Vader.” Wanneer de miljarden mensen, met inbegrip van voormalige boosdoeners, onder Gods soevereiniteit tot een gelukkige familie verenigd zullen zijn, zullen ook zij wegens Jehovah’s wonderbaarlijke voorziening „leven”. Doordat zij „voortdurend kennis [omtrent Hem] in zich opnemen”, zullen zij zich tot in alle eeuwigheid in de volheid van het leven verheugen! — Johannes 6:57; 17:3.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 151]

Jezus gaf zelfs een stervende misdadiger de hoop op het paradijs

[Illustratie op blz. 157]

Jehovah’s voorzieningen voor eeuwig leven zijn als een verfrissende rivier te midden van vruchtdragende bomen