Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zonde berooft de mensen van hun geluk

Zonde berooft de mensen van hun geluk

Hoofdstuk 9

Zonde berooft de mensen van hun geluk

1. Wat voor een woonplaats gaf Jehovah het eerste mensenpaar, en waar kan ze gelegen hebben? (Genesis 2:8, 10, 14)

JEHOVAH GOD gaf het eerste mensenpaar een lieflijke woonplaats in de op een park gelijkende „tuin van Eden”, welke naam „Geneugte, Verrukking” betekent. Deze schijnt in de nabijheid van de berg Ararat, in het huidige Turkije, gelegen te hebben, waar men ook thans nog de oorsprong van de Eufraat en de Tigris (Hiddekel) vindt. — Genesis 2:15; 8:4.

2. (a) Welk vooruitzicht hadden Adam en zijn vrouw? (Genesis 1:28) (b) Waardoor wilde God de menselijke familie verenigen, en waarom was dit passend? (Jeremia 10:23)

2 Wat een adembenemend vooruitzicht hadden Adam en zijn vrouw! Zij zouden de gehele aarde in een paradijs veranderen en haar met miljarden nakomelingen vullen, die allen naar het „beeld” en de „gelijkenis” van God waren gemaakt en Zijn wil op aarde zouden doen! Bij zo’n grote familie zou het er zeer op aankomen vrede en eenheid te bewaren. God wilde dit bewerkstelligen door liefdevol zijn soevereiniteit over de mensheid uit te oefenen, niet door de mens zichzelf te laten regeren. Per slot van rekening weet God, die de mens ontworpen en geschapen heeft, wat wij nodig hebben om werkelijk gelukkig te zijn — ’voordat wij hem er ook maar om vragen’. — Matthéüs 6:8.

3. (a) Welk eenvoudige gebod gaf God de mens? (b) Waarom betekende dit geen ontbering? (1 Johannes 5:3) (c) Wat zou het gevolg zijn geweest van gehoorzaamheid? (Spreuken 3:1, 2, 7)

3 In het midden van de tuin plantte God „de boom der kennis van goed en kwaad”, en hij legde de mens een zeer eenvoudig gebod op:

„Gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:17).

Dit vereiste betekende geen ontbering voor het mensenpaar, want zij konden zich in een overvloed van andere vruchten in de tuin verheugen. God vroeg hun eenvoudig zijn soevereiniteit te respecteren en zich daaraan te onderwerpen. Als Adam en Eva, samen met al hun miljarden nakomelingen, God zouden gehoorzamen, zou de mensheid voor altijd onder de aanbidding van de Opperste Soeverein verenigd zijn.

4. (a) Waardoor werd de harmonie van het paradijs verwoest? (Jakobus 1:14, 15) (b) Welk doel miste eerst Eva en toen Adam, en waartoe leidde dat? (1 Timótheüs 2:14)

4 De harmonie van dat paradijs van geneugte werd echter spoedig verwoest! Het opstandige geestelijke schepsel Satan bediende zich van een argeloos uitziende slang en moedigde Eva ertoe aan van de verboden vrucht te eten en aldus Gods gebod te overtreden. Satan loog tegen Eva met de woorden:

„Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad” (Genesis 3:4, 5).

Het verkeerde verlangen kreeg de overhand in Eva. Zij at, en daardoor „miste zij het doel” van volmaakte gehoorzaamheid aan God. Adam werd niet — zoals Eva — bedrogen, zodat hij gedacht had dat het ongehoorzaam eten van de vrucht voor hem niet de dood zou betekenen. Maar in een geest van opzettelijke onafhankelijkheid sloot hij zich in ongehoorzaamheid tegenover God bij haar aan. Zij besloten hun eigen weg te gaan en onttrokken zich aan Gods soevereiniteit.

5. Wat waren de gevolgen voor Adam en Eva, en voor hun nakomelingen? (Genesis 3:5, 6, 21-24)

5 Daar zij nu wegens hun naaktheid verlegen waren, maakten zij zich lendenbedekkingen van vijgebladeren en trachtten zij zich voor hun God te verbergen. Toen God hen riep om het vonnis over hen te vellen, trachtten beiden zich schoon te wassen door de schuld op iemand anders te schuiven. God veroordeelde het opstandige paar ter dood en verdreef de man en vrouw uit het paradijs van geneugte. De aardbodem was nu wegens de mens „vervloekt”, zodat zij met doornen en distels te kampen zouden hebben (Genesis 3:16-19). Daar, buiten de tuin, brachten zij kinderen naar hun nu zondige beeld voort, zodat hun kinderen eveneens aan de dood onderworpen waren. De apostel Paulus vat het als volgt samen:

„. . . zoals door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” — Romeinen 5:12.

WAT ZONDE IS

6. Wat beschouwen sommigen als „zonde”, maar wat is zonde volgens de bijbel?

6 Sommige mensen betogen dat kwaaddoen slechts dan „zonde” is wanneer anderen erdoor worden geschaad. Dat leert de bijbel echter niet. De grondbetekenis van het werkwoord „zondigen” in de bijbel is „missen”, namelijk in de zin van een doel of een maatstaf niet bereiken. Adam en Eva ’misten het doel’ van volmaakte gehoorzaamheid aan hun liefdevolle Schepper. Hoewel zij naar het „beeld” en de „gelijkenis” van God waren gemaakt, weerspiegelden zij zijn persoonlijkheid niet meer. Zij voldeden niet langer aan Gods rechtvaardige maatstaven, en de gehele menselijke familie erfde dit onvermogen van hen. Paulus drukte het zo uit: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods.” — Romeinen 3:23.

7. (a) Hoe kunnen wij tegen zondige neigingen strijden? (Romeinen 12:1) (b) Welke basis voor geloof verschafte God in Eden?

7 Mensen die Gods soevereiniteit respecteren, kunnen echter tegen de overgeërfde zonde strijden. Zij kunnen een goddelijke persoonlijkheid ontwikkelen en als onvolmaakte mensen God dienen en werken des geloofs verrichten. God verschafte de basis voor een dergelijk geloof toen hij bij de veroordeling van „de slang” zei dat zijn symbolische „vrouw” — zijn hemelse gezin van heilige engelen — een „zaad” of Bevrijder zou voortbrengen die Satan en allen die zich bij hem aansluiten, zou „vermorzelen” en buiten werking zou stellen. — Genesis 3:15.

8. Waarin geloofde Abel, en hoe toonde hij dit? (Hebreeën 11:4)

8 De eerste mens die in de belofte van dit „zaad”, de Messías, geloofde en wiens geloof door God werd goedgekeurd, was Abel. Hoewel Abel zonde van zijn vader Adam had geërfd, toonde hij zijn geloof door God de beste stukken van „enkele eerstelingen van zijn kleinvee” te offeren. Daardoor werd vooruitgewezen naar de tijd dat — zo’n 4000 jaar later — het beloofde „zaad” of de Messías als het „Lam Gods” geofferd zou worden. — Genesis 4:4; Johannes 1:29.

9. (a) Waarvoor waarschuwde God Kaïn? (b) Wat voor een zonde beging Kaïn?

9 Abels broer Kaïn daarentegen bracht God „wat vruchten van de aardbodem” als offer. Omdat God Abels offer aannam en Kaïns offer verwierp, „ontstak Kaïn in grote toorn”. God waarschuwde hem dat er ’zonde aan de ingang loerde’ en dat als hij ze niet overmeesterde, dit ertoe zou leiden dat hij een grove zonde zou begaan. Kaïn sloeg deze waarschuwing in de wind. Hij vermoordde zijn broer (Genesis 4:3-8). Deze zonde was anders dan de van Adam geërfde zonde. Het was een goddeloze daad, die voortsproot uit een zelfzuchtige haat die Kaïn in zijn hart had gevoed. De apostel Johannes waarschuwt ons ervoor een geesteshouding als die van Kaïn te ontwikkelen, wanneer hij zegt:

„Wij [moeten] liefde voor elkaar . . . hebben; niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig” (1 Johannes 3:11, 12).

Abel was een zondige nakomeling van Adam, maar God rekende hem wegens zijn geloofswerken als „rechtvaardig”. Kaïn daarentegen voegde aan zijn overgeërfde zonde nog opzettelijke goddeloosheid toe, zodat God hem veroordeelde en van zijn woonplaats verdreef.

10. Hoe wordt in het geval van Henoch het verschil tussen overgeërfde zonde en opzettelijke zonde getoond? (Hebreeën 11:5, 6)

10 Het verschil tussen overgeërfde zonde en opzettelijke zonde wordt ook getoond in het verslag over Henoch, de tweede in de bijbel genoemde man wiens geloof door God werd goedgekeurd. Henoch was een profeet van Jehovah. Onbevreesd verkondigde hij Gods boodschap, die tegen de goddelozen van zijn tijd was gericht:

„Zie! Jehovah is met zijn heilige myriaden gekomen om aan allen het oordeel te voltrekken en om alle goddelozen schuldig te verklaren betreffende al hun goddeloze daden die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en betreffende alle ergerlijke dingen die goddeloze zondaars tegen hem hebben gesproken” (Judas 14, 15).

Henoch was een onvolmaakt mens, een zondaar, maar hij verafschuwde de opzettelijk boze, goddeloze wereld om hem heen. Door geloof ’bleef Henoch met de ware God wandelen’. Hij had Gods welgevallen, en God nam hem op een onopvallende wijze weg in de dood en verwijderde hem aldus uit het midden van de gevaarlijke, goddeloze mensen van die tijd. — Genesis 5:24.

11. (a) Hoe kon Noach rechtvaardig zijn, ofschoon hij een zondaar was? (Hebreeën 11:7) (b) Waardoor werd de aarde verdorven, en wat besloot Jehovah derhalve te doen? (Genesis 6:6-8)

11 Nog een opmerkenswaardig voorbeeld van het verschil tussen overgeërfde zonde en opzettelijke goddeloosheid kon men waarnemen in Noachs tijd. Noach en zijn gezin waren eveneens zondige mensen die — net als wij in deze tijd — geneigd waren fouten te maken. Zij geloofden echter in God en gehoorzaamden hem. Derhalve zegt de bijbel:

„Noach was een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met de ware God” (Genesis 6:9).

De overige mensheid was echter verdorven en goddeloos. Dit trad vooral aan het licht toen geestenzonen van God de hun toegewezen plaats in de hemel verlieten om naar de aarde te komen en betrekkingen met de mooi uitziende dochters der mensen te hebben. Uit deze onheilige verbintenissen kwamen de Nefilim voort — bovenmenselijke „sterke mannen” van reuzengestalte, die de aarde met gewelddaad vervulden.

„Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was. En de aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld. God zag de aarde dus en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven” (Genesis 6:5, 11, 12).

Jehovah besloot die goddeloze wereld door een vloed te vernietigen.

12. Waardoor bracht Jehovah de vloed over de aarde? (2 Petrus 3:5, 6)

12 Deze vloed zou niet uit een plaatselijke overstroming bestaan, die zich tot het Eufraatdal zou beperken. Dan had God Noachs gezin en de dieren voor bescherming slechts naar de bergen in de omgeving hoeven te leiden. Neen, deze vloed zou wereldomvattend zijn. Daarom gaf God Noach de opdracht een ark van redding te bouwen, overeenkomstig de aanwijzingen die Hij hem gaf. Nadat God de deur achter Noach en de dieren die met hem in de ark waren, had gesloten, brak Hij de bronnen van de waterdiepte „boven het uitspansel” open — de waterdiepte die hij tijdens de tweede ’scheppingsdag’ van de wateren op de aarde gescheiden had.

„Alle bronnen van de grote waterdiepte [werden] opengebroken en . . . de sluizen van de hemel [werden] geopend. En de stortregen op de aarde hield veertig dagen en veertig nachten aan.” — Genesis 1:6-8; 7:11, 12.

13. Wat gebeurde er met Noach en zijn gezin, en met de goddeloze mensen en engelen? (Judas 6)

13 Wat een overstroming! Een hele „hemel” van water viel op de aarde neer en begroef alle levende schepselen en bedekte alle bergen! De geweldige druk die daarbij ontstond, zorgde voor grote veranderingen op de aardoppervlakte. Bergketens werden naar boven gedrukt en er vormden zich inzinkingen, waarin het water zich verzamelde. Binnen ongeveer een jaar was het water afgevloeid in de oceanen zoals wij die thans kennen. Slechts door een wonder van God kon de ark met haar kostbare lading, bestaande uit acht mensen en twee exemplaren van alle landdieren en vogelsoorten (van de reine dieren zeven), dat alles overleven. De Nefilim en de mensen, die goddeloos handelden, alsook alle andere levende schepselen op de aardoppervlakte kwamen om. De opstandige „zonen Gods” waren gedwongen naar het geestenrijk terug te keren, waar zij krachtens Gods verordening tot nu toe „voor het oordeel” en de afsnijding „bewaard” zijn. — 2 Petrus 2:4, 5, 9.

14. Waarvan zijn de gebeurtenissen in Noachs tijd een voorafschaduwing? (Matthéüs 24:21, 22, 44)

14 De gebeurtenissen in Noachs tijd tonen aan dat Jehovah God gewone, zondige mensen die in hem en zijn voorziening voor redding geloven, kan en zal redden. Deze voorziening voor redding is thans gebaseerd op „de Zoon des mensen”, het beloofde „zaad” en de Messías, Jezus Christus (Galáten 1:4). Sprekend over de tijd waarin wij thans leven, waarin de Zoon des mensen komt om het „tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” te vernietigen, zei die Zoon zelf:

„Want net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Matthéüs 24:37-39).

Binnenkort zullen alle mensen die zelfzuchtig verkiezen Jehovah’s voorziening te negeren, „stellig te zamen worden verdelgd; de toekomst der goddelozen zal inderdaad worden afgesneden”. — Psalm 37:38.

15. (a) Kunnen wij wegens onze overgeërfde zonde God niet meer welgevallig zijn? (b) Welke eigenschappen en handelingen van Abel, Henoch en Noach dienen wij te trachten na te volgen, en waarom? (3 Johannes 11)

15 Wij hoeven echter niet te denken dat wij wegens het zondige vlees dat wij van onze voorvader Adam hebben geërfd, en wegens de onopzettelijke fouten die wij elke dag maken, met die goddelozen op één lijn staan. U kunt evenals Abel een geloof tonen dat God welgevallig is, welk geloof thans op Jezus’ offer gebaseerd moet zijn. Evenals Henoch kunt u met God wandelen, door met anderen te spreken over het oordeel dat God over de huidige goddeloze wereld geveld heeft. U kunt evenals Noach een „prediker van rechtvaardigheid” zijn, door uw medemensen te vertellen over Jehovah’s belofte een mensenmaatschappij te scheppen waarin „rechtvaardigheid wonen” zal (2 Petrus 2:5; 3:13). Aldus kunt u in deze tijd van wereldcrisis in de plaats van zekerheid wonen.

[Studievragen]

[Kader op blz. 83]

BEWIJZEN VOOR DE WERELDOMVATTENDE VLOED

Jezus Christus getuigt: „In de dagen van Noach . . . [kwam] de vloed . . . en [vernietigde] hen allen.” — Lukas 17:26, 27.

Er zijn tastbare bewijzen voor dat de aarde voor de Vloed als een wereldomvattende „broeikas” was, waar overal een uniform klimaat heerste onder het waterbaldakijn dat God openbrak om de overstroming te voorschijn te roepen:

Scientific Monthly (augustus 1949): „In die dagen heerste er in grote gebieden van het landoppervlak der aarde een tropisch of subtropisch klimaat . . . Het land was laag en er waren geen hoge bergen.”

Science et Vie (juli 1966): „[Antarctis] was eens een groen land, waar stromen tussen de bloemen door vloeiden en waar vogels in de bomen zongen.”

Science News (4 oktober 1975): „In bijna elke cultuur . . . duiken treffend met elkaar kloppende verhalen op over een grote vloed die opkomende beschavingen wegvaagde en de aanblik van de aarde wijzigde. Nieuwe ontdekkingen die het gevolg zijn van onderzoekingen van zeebodemmonsters . . . bevestigen dat er zo’n wereldomvattende vloed is geweest.”

The Deluge Story in Stone (door Byron C. Nelson): „Wil men opheldering verschaffen ten aanzien van de wijze waarop vissen bij miljoenen zijn begraven in de rotsen van Engeland, Schotland, Wales, Duitsland, Zwitserland en de Amerikaanse Rocky Mountains; de wijze waarop olifanten en neushoorns bij miljoenen zijn begraven in Alaska, Siberië, Engeland, Italië en Griekenland; . . . de wijze waarop reptielen bij miljoenen zijn begraven in westelijk Canada, de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Afrika en Australië, om slechts een paar van zulke voorbeelden te noemen, dan heeft men absoluut de verklaring van grote catastrofes nodig.”

Monarchs and Tombs and Peoples — The Dawn of the Orient (door Prins Mikasa): „Was er werkelijk een Vloed? De opgravingen van de archeologen in de laatste jaren hebben overtuigend bewezen dat de vloed werkelijk heeft plaatsgevonden.”

[Kaart op blz. 75]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

TURKIJE

Hof van Eden

Van Meer

IRAK

Tigris

SYRIË

Eufraat

Middellandse Zee

[Illustratie op blz. 76]

Eerst zondigde Eva, toen Adam. Zij „misten het doel” van volmaakte gehoorzaamheid aan God

[Illustraties op blz. 81]

Abel, Henoch en Noach werden, hoewel zij zondaars waren, goedgekeurd wegens hun geloof; opzettelijke zondaars werden gestraft