Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe de heilige geest ten aanzien van mensen in de oudheid werkzaam was

Hoe de heilige geest ten aanzien van mensen in de oudheid werkzaam was

Hoofdstuk 4

Hoe de heilige geest ten aanzien van mensen in de oudheid werkzaam was

1. Hoe weerlegt de bijbel op zich de bewering dat er geen heilige geest is?

HET heeft voor materialistische mensen in deze tijd geen zin te beweren dat er geen heilige geest bestaat. Een produkt van de werkzaamheid van de heilige geest ten aanzien van mensen uit de oudheid is nog steeds voorhanden, en wel over de gehele wereld. Dat produkt heeft de pogingen van mensen en natiën om het te vernietigen, overleefd. Wat is dat dan wel? Een onvernietigbaar boek, de Heilige Schrift genaamd. Ondanks hevige tegenstand van mensen en demonen heeft dat heilige Boek de grootste verspreiding van alle door mensen geschreven boeken. Er zijn mannen en vrouwen die bereid zijn dat Boek met hun leven te verdedigen.

2. Waarom onderscheidt de bijbel zich niet van andere boeken door de manier waarop hij werd geschreven?

2 De Heilige Schrift is, zoals toegegeven wordt, anders dan alle andere boeken. Waarom? Niet omdat ze door mensen geschreven werd. Niemand beweert dat de bijbel door iemand anders geschreven werd dan door mensen. Maar door wat voor mensen werd de bijbel geschreven? Waren hun geschriften hun eigen geestesprodukt? Dat is de beslissende vraag.

3-5. (a) Wat vernemen wij uit de bijbel over de wijze waarop hij geschreven werd? (b) Hoe bevestigt Petrus dit in 2 Petrus 1:15-21?

3 Uit de bijbel zelf vernemen wij dat de daarin vervatte zesenzestig kleinere boeken door mensen werden geschreven. De bijbel zelf vertelt ons wat voor mannen de schrijvers waren. Daarin wordt ook getoond welke onzichtbare kracht deze mannen tot schrijven aandreef. Zij werden bij het schrijven door een geest beïnvloed. Het was echter niet de geest van Satan de Duivel, want Satan heeft te allen tijde de gehele bewoonde aarde misleid. De geest die achter het schrijven van de bijbel stond, was niet de geest die achter de huidige oude ordening der dingen staat. Om te weten wat voor mensen de bijbel schreven en wat voor een geest hen tot schrijven bewoog, willen wij de korte verklaring van de apostel Petrus lezen, die als martelaar voor het ware christendom stierf:

4 „Daarom zal ik ook te allen tijde mijn uiterste best doen opdat gij na mijn heengaan [in de marteldood] zelf van deze dingen kunt gewagen. Neen, niet door kunstig verzonnen onware verhalen te volgen, hebben wij u bekend gemaakt met de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus, maar doordat wij ooggetuigen van zijn luister waren geworden. Want hij ontving van God, de Vader, eer en heerlijkheid, toen er woorden zoals deze door de luisterrijke heerlijkheid tot hem werden gericht: ’Dit is mijn zoon, mijn geliefde, die ík heb goedgekeurd.’ Ja, deze woorden hebben wij uit de hemel horen komen toen wij met hem op de heilige berg waren.

5 Dientengevolge is het profetische woord voor ons des te vaster gemaakt, en gij doet goed er acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en er een dagster opgaat, in uw hart. Want dit weet gij in de eerste plaats, dat geen profetie der Schrift door enige eigen uitlegging ontstaat. Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.” — 2 Petrus 1:15-21.

6. Hoe wordt de verwijzing van Petrus naar de transfiguratie van Christus bevestigd, en wat maakte zijn twee brieven tot geïnspireerde geschriften?

6 Petrus zelf was een van degenen die van Godswege schreven en spraken „zoals zij door heilige geest werden meegevoerd”. Op grond van dit feit legde Petrus waarheidsgetrouw getuigenis af van datgene wat hij en de apostelen Jakobus en Johannes als ooggetuigen gezien en gehoord hadden toen Jezus Christus op een hoge berg in Palestina voor hun ogen een transfiguratie onderging. Drie andere discipelen van Christus schreven een bericht over deze transfiguratie van Jezus Christus, die hij enkele maanden voordat hij buiten de muren van Jeruzalem een gewelddadige dood stierf, onderging (Matthéüs 17:1-9; Markus 9:2-9; Lukas 9:28-36). Petrus’ getuigenis wordt dus door betrouwbare mannen bevestigd. De bijbel bevat twee brieven die zijn naam dragen en door hem, een mens, geschreven werden; maar dit feit maakt zijn brieven niet tot geschriften van louter menselijke oorsprong. De brieven van Petrus kwamen door de invloed van de heilige geest tot stand. Ze werden derhalve door Jehovah God, de Bron van de heilige geest, geïnspireerd.

7. Hoe toonde Petrus in 2 Petrus 3:15, 16 dat hij Paulus’ geschriften onder de geïnspireerde bijbelse geschriften rangschikte?

7 In zijn tweede brief rangschikte Petrus de geschriften van de apostel Paulus onder de geïnspireerde bijbelse geschriften. Petrus zei: „Beschouwt bovendien het geduld van onze Heer als redding, zoals ook onze geliefde broeder Paulus u overeenkomstig de hem gegeven wijsheid heeft geschreven, sprekend over deze dingen, zoals hij ook in al zijn brieven doet. Daarin zijn echter sommige dingen moeilijk te begrijpen, die de niet-onderwezenen en onstandvastigen verdraaien, zoals zij dat ook met de overige Schriften doen, tot hun eigen vernietiging” (2 Petrus 3:15, 16). Tegenwoordig zijn er critici die beweren dat deze brieven slechts door een mens (Paulus) geschreven zijn en derhalve van menselijke oorsprong zijn. Deze critici verdraaien de Schriften „tot hun eigen vernietiging”.

8. Wat zei Paulus in 2 Timótheüs 3:16, 17 over de Schriften die geschreven werden door mensen die „van Godswege” schreven en spraken?

8 Over de heilige Schriften die geschreven werden door mensen die van Godswege schreven en spraken, had de apostel Paulus het volgende te zeggen: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd [letterlijk: door God geademd (theópneustos)] en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” — 2 Timótheüs 3:16, 17; zie ook Kingdom Interlinear Translation.

9. Wat kon Paulus, door verwijzingen naar die Schriften te doen, met betrekking tot de grondslag van het christendom bewijzen?

9 Paulus zelf was zo’n bekwaam „mens Gods”. Hij was zeer goed vertrouwd met de oude Hebreeuwse Geschriften. Door middel van verwijzingen naar die geïnspireerde Schriften kon Paulus bewijzen dat het ware christendom een door God gegeven grondslag had. — Handelingen 17:3.

10. Waarom gaan bijbelse profetieën altijd, ook in de huidige tijd, in vervulling, ook al wisten de mensen niet hoe God zijn profetieën zou vervullen?

10 Er is een reden voor waarom bijbelse profetieën altijd in vervulling gaan, ook thans, in onze twintigste eeuw. De reden daarvoor is dat deze profetieën geen voorzeggingen van louter mensen zijn, die getracht hebben de gang der wereldaangelegenheden persoonlijk te verklaren. Integendeel! De profetieën van de bijbel zijn van God afkomstig, en hij deelde ze mee aan mensen die Hem toegewijd waren. God zorgt voor de vervulling van zijn profetieën, ook al weten mensen niet hoe hij dit doet. Dit punt beklemtoonde Petrus, toen hij in de tempel te Jeruzalem tot een joodse volksmenigte zei: „Op deze wijze heeft God al datgene wat hij tevoren bij monde van alle profeten had aangekondigd, dat zijn Christus zou lijden, in vervulling doen gaan . . ., die in de hemel zelf moet verblijven tot de tijden van het herstel van alle dingen, waarover God bij monde van zijn heilige profeten van oudsher heeft gesproken” (Handelingen 3:18-21). De bijbel bevat de profetieën van de God die niet liegt, ook al sprak hij bij monde van profeten.

11. Hoe beklemtoonde Petrus, toen hij tot de gemeente van honderd twintig discipelen in Jeruzalem sprak, dat Gods profetieën onvermijdelijk in vervulling moesten gaan?

11 Daar de bijbelse profetieën van God afkomstig zijn en door middel van zijn heilige geest werden overgedragen, moeten ze onvermijdelijk in vervulling gaan. Dit feit werd verder door Petrus tot uitdrukking gebracht toen hij tot een gemeente van ongeveer honderd twintig discipelen van Christus in Jeruzalem zei: „Mannen broeders, het schriftwoord moest vervuld worden dat de heilige geest bij monde van David tevoren gesproken heeft over Judas, die een gids is geworden van hen die Jezus gevangennamen.” — Handelingen 1:15, 16.

12. Hoe brachten Petrus en andere discipelen in een gebed tot uitdrukking dat de woorden van David uit Psalm 2:1 in vervulling moesten gaan?

12 Later spraken Petrus en enkelen van zijn medediscipelen een gebed uit waarin werd beklemtoond dat er nog een profetie van David in vervulling moest gaan. In Handelingen 4:24, 25 staat: „Zij [verhieven] eensgezind hun stem tot God en zeiden: ’Soevereine Heer, gij zijt Degene die de hemel en de aarde en de zee en alle dingen die daarin zijn, hebt gemaakt, en die door middel van heilige geest bij monde van onze voorvader David, uw knecht, hebt gezegd: „Waarom zijn natiën in tumult geraakt en hebben volken op ijdele dingen gezonnen?”’” (Psalm 2:1) Die eerste-eeuwse christenen beseften derhalve dat de heilige Hebreeuwse Geschriften een produkt van Gods heilige geest waren, die ten aanzien van mensen uit de oudheid werkzaam was.

13. (a) Aan wie kwam volgens 2 Samuël 23:1-3 de verdienste toe voor het gedeelte van de Hebreeuwse Geschriften dat door de gezalfde David werd opgesteld? (b) Waaraan was de vervulling van de bij monde van David geuite profetieën toe te schrijven?

13 Daar de psalmist David hier rechtstreeks met name wordt genoemd, zouden wij terecht kunnen vragen: Hoe dacht hij over datgene wat hij sprak en optekende en wat later tot een deel van de heilige Hebreeuwse Geschriften werd gemaakt? Hij eiste de verdienste voor zijn geschriften, die zelfs voor ons in deze tijd nog van speciale waarde en belangrijkheid zijn, niet voor zich op. Als bewijs daarvoor dient het volgende bericht over deze gezalfde koning van heel Israël, welk bericht in 2 Samuël 23:1-3 voor ons bewaard bleef: „En dit zijn de laatste woorden van David: ’De uitspraak van David, de zoon van Isaï, en de uitspraak van de fysiek sterke man die hoog werd verheven, de gezalfde van de God van Jakob, en de aangename persoon van de melodieën van Israël. De geest van Jehovah heeft door mij gesproken, en zijn woord was op mijn tong. De God van Israël heeft gezegd, tot mij sprak de Rots van Israël.’” De vervulling van de profetieën van David was dus niet aan Davids vooruitziende blik of zijn vermogen om eigen uitleggingen te geven, toe te schrijven. Ze was daaraan toe te schrijven dat Gods geest ten aanzien van David werkzaam was en dat God de loop der dingen leidde.

14. Hoe gaven ook Jesaja en Jeremia te kennen dat hun aandeel aan het opstellen van de Heilige Schrift niet hun verdienste was?

14 David is niet de enige die beleed dat zijn aandeel aan het opstellen van de Heilige Schrift niet zijn eigen verdienste was. Ook andere profeten, wier geïnspireerde boeken in de bijbel bewaard zijn gebleven, geven eerlijk toe dat het woord van Jehovah God tot hen gekomen was. Jesaja bijvoorbeeld begon zijn belangrijke profetische boek met de woorden: „Het visioen van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij geschouwd heeft betreffende Juda en Jeruzalem in de dagen van Uzzía, Jotham, Achaz en Hizkía, koningen van Juda: Hoort, o hemelen, en leen het oor, o aarde, want Jehovah zelf heeft gesproken” (Jesaja 1:1, 2). Jeremia begon zijn belangrijke profetische boek met de woorden: „De woorden van Jeremia, de zoon van Hilkía, een van de priesters die te Anathoth waren, in het land van Benjamin; tot wie het woord van Jehovah kwam in de dagen van Josía, de zoon van Amon, de koning van Juda, in het dertiende jaar dat deze regeerde.” — Jeremia 1:1, 2.

GROTE DADEN DIE DE HEILIGE GEEST IN DE OUDHEID BEWERKTE

15. Hoe bleek de heilige geest, die voor het optekenen van de bijbel verantwoordelijk was, machtiger te zijn dan het zwaard van machtige militaire bevelhebbers?

15 Niemand dient verachtelijk de neus op te halen voor datgene wat de heilige geest in de vorm van heilige geschriften heeft voortgebracht. De pen die zich onder de invloed van Gods heilige geest in de hand der bijbelschrijvers bewoog, is veel machtiger gebleken dan het zwaard van Caesar, van Napoleon Bonaparte of van Adolf Hitler. In feite kon de heilige geest nog veel opzienbarender dingen bewerken dan het schrijven met pen en inkt. Over mannen uit de oudheid worden grote daden bericht die zij met behulp van deze geweldige kracht van de onzichtbare Almachtige God volbrachten.

16, 17. (a) Waar kwam de dynamische kracht vandaan waardoor de wateren van de Rode Zee gescheiden werden toen Mozes zijn staf over de zee uitstrekte? (b) Hoe wordt het juiste antwoord in Jesaja 63:11-14 bevestigd?

16 Laten wij bijvoorbeeld de schrijver van de eerste vijf boeken van de bijbel, Mozes, eens nemen. In het jaar 1513 v.G.T. stond hij aan de westelijke oever van de Rode Zee. Hij strekte de staf in zijn rechterhand over de zee uit. Zie! De wateren scheidden zich, zodat de Israëlieten erdoorheen konden trekken voordat de achtervolgende Egyptenaren hen inhaalden. Werd dit wonder door een dynamische kracht die van Mozes uitging, bewerkt? Onmogelijk! Niet van de profeet Mozes, maar van de hemelse Bron van alle dynamische energie kwam de onweerstaanbare kracht die in staat was de wateren te scheiden die de Israëlieten de vluchtweg geblokkeerd hadden (Exodus 14:21 tot 15:21). Wanneer Jehovah’s dienstknechten in deze tijd derhalve streng worden onderricht en zich in moeilijkheden bevinden, dienen zij zich te binnen te brengen wat Jehovah destijds deed en de vraag op te werpen:

17 „’Waar is Degene die hen uit de zee opvoerde met de herders [Mozes en Aäron] van zijn kudde? Waar is Degene die Zijn eigen heilige geest in hem legde? Die Zijn luisterrijke arm [der sterkte] aan de rechterhand van Mozes deed gaan; Die voor hun aangezicht de wateren [der zee] kliefde om zichzelf een voor onbepaalde tijd durende naam te maken; Die hen door de woelige wateren deed gaan zodat zij, gelijk een paard in de wildernis, niet struikelden? Net als wanneer er een beest afdaalt in de valleivlakte, was het de geest van Jehovah die hun voorts rust verschafte.’ Zo hebt gij uw volk geleid om uzelf een luisterrijke naam te maken.” — Jesaja 63:11-14.

18. Hoe zal dezelfde God zich insgelijks in onze twintigste eeuw een „luisterrijke naam” maken?

18 Deze verzen van Jesaja’s profetie wijzen terug naar de tijd dat Mozes’ volk uit de slavernij van het oude Egypte werd bevrijd. Destijds, in de lente van het jaar 1513 v.G.T., maakte Jehovah zich een onvergankelijke naam, een naam van weergaloze luister. Maar ook thans, in onze twintigste eeuw, is de tijd gekomen dat deze zelfde God ’zich een luisterrijke naam zal maken’. Hij zal een veel grotere bevrijding tot stand brengen dan destijds bij de Rode Zee. Gelukkig zullen alle mensen zijn voor wie Gods naam, Jehovah, dan „luisterrijk” zal worden.

19. Aan welke eigenschap van Mozes was het volgens Hebreeën 11:29 toe te schrijven dat deze dingen geschiedden?

19 Wij mogen de dynamische energie van Jehovah’s heilige werkzame kracht derhalve niet onderschatten. Ze is thans nog net zo krachtig werkzaam als vijfendertig eeuwen geleden. De profeet Mozes onderschatte de macht van Gods geest niet. Hij geloofde in de goddelijke Bron van die wonderwerkende geest, en overeenkomstig zijn geloof hadden de dingen hun verloop: „Door geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land, maar toen de Egyptenaren het beproefden, werden zij verzwolgen” (Hebreeën 11:29). Op deze wijze werd getoond dat God degenen beloont die geloof in hem oefenen (Hebreeën 11:6). Zie ook wat in Numeri 11:16, 17, 24-29 over de getrouwe Mozes en de geest wordt bericht.

20, 21. (a) Waarom moesten de mensen uit de oudheid die geloof in God aan de dag legden, een zekere mate van heilige geest hebben gehad? (b) Welke drie mannen des geloofs worden in Hebreeën 11:4-7 genoemd, en wat wordt daar over hen gezegd?

20 Volgens Galáten 5:22, 23 behoort geloof tot de „vrucht van de geest”. Degenen die geloof in God aan de dag leggen, moeten beslist een zekere mate van zijn geest hebben. In Hebreeën, hoofdstuk 11, wordt ons een gedeeltelijke lijst van mannen en vrouwen des geloofs uit de oudheid gegeven. Zij maken deel uit van een „grote wolk van getuigen rondom ons” (Hebreeën 12:1). De lijst van getuigen gaat helemaal terug tot de eerste getuige voor Jehovah God van wie melding wordt gemaakt, namelijk Abel, de jongere broer van Kaïn, de zoon van Adam en Eva. In die dagen vóór de wereldomvattende vloed (2370/69 v.G.T.) waren er nog andere getuigen van Jehovah. In Hebreeën 11:4-7 vinden wij de namen van drie antediluviaanse getuigen van de Allerhoogste God. Wij lezen:

21 „Door geloof heeft Abel een slachtoffer van grotere waarde aan God gebracht dan Kaïn, door welk geloof hem het getuigenis werd gegeven dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis aflegde betreffende zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, alhoewel hij gestorven is. Door geloof werd Henoch overgebracht, opdat hij de dood niet zou zien, en hij was nergens te vinden, omdat God hem had overgebracht; want vóór zijn overbrenging had hij het getuigenis dat hij God welgevallig was geweest. Bovendien is het zonder geloof onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken. Door geloof heeft Noach, nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven aangaande dingen die nog niet werden gezien, godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin; en door dit geloof heeft hij de wereld veroordeeld, en hij is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig geloof is.”

22. Hoe tonen de feiten dat elk van deze drie mannen een zekere mate van heilige geest had?

22 Abel, Henoch en Noach worden hier speciaal genoemd omdat zij zich door hun geloof onderscheidden. Maar dan waren er ook nog Noachs vrouw en zijn drie zonen en drie schoondochters, die met hem in de ark gingen en door de wereldomvattende vloed heen werden bewaard (1 Petrus 3:19, 20). Abel moet een zekere mate van heilige geest hebben gehad, want hij bezat een van de vruchten van de geest, namelijk geloof. Er bestaat ook geen twijfel over dat Henoch, de zoon van Jered, een zekere mate van heilige geest had, want in het licht van wat Judas 14, 15 ons vertelt, was Henoch de eerste van wie bekend is dat God hem gebruikte om een profetie te uiten (Genesis 5:18-24). Ook Noach werd door Jehovah als profeet gebruikt. Hij was een „prediker van rechtvaardigheid” (2 Petrus 2:5; Genesis 9:24-29). Wie kan ontkennen dat Noach een opmerkenswaardige grote daad te midden van een wereld van goddeloze mensen volbracht? Hij volbracht deze moedige daad echter niet in eigen kracht. Achter hem stond Gods heilige werkzame kracht.

23, 24. (a) Welke eigenschap toonde God terwijl Noach de ark bouwde? (b) Welk besluit nam God volgens Genesis 6:1-3, en waarom?

23 In de dagen van Noach was Gods geest ook ten aanzien van de mensheid werkzaam. De tijd waarin de ark werd gebouwd, onderscheidde zich door het „geduld van God” (1 Petrus 3:20). God oefende grote zelfbeheersing en geduld, en daardoor kregen de eigenzinnige mensen de gelegenheid berouw te hebben, daar zij de bouw van de ark gadesloegen en Noach ’rechtvaardigheid konden horen prediken’. Maar wie reageerde op de werkzaamheid van Gods geest? Slechts Noach en zijn vrouw en hun zonen Sem, Cham en Jafeth te zamen met hun drie vrouwen. God was niet van plan voor onbepaalde tijd speciale krachtsinspanningen ten behoeve van de mensen in het werk te stellen en als het ware om hun eigen welzijn met hen te twisten. In Genesis 6:1-3 wordt ons verteld welk besluit God nam en welke omstandigheden op aarde hem ertoe brachten dit besluit te nemen:

24 „Nu geschiedde het toen de mensen talrijk begonnen te worden op de oppervlakte van de aardbodem en er dochters aan hen werden geboren, dat de zonen van de ware God de dochters der mensen gingen gadeslaan en bemerkten dat zij mooi waren; en zij gingen zich vrouwen nemen, namelijk allen die zij verkozen. Daarna zei Jehovah: ’Voorwaar, mijn geest zal niet voor onbepaalde tijd ten aanzien van de mens werkzaam zijn, omdat hij toch vlees is. Bijgevolg zullen zijn dagen honderd twintig jaar bedragen.’”

25. Wat nam God zich voor te bestemder tijd te doen om de mensheid een nieuw begin te geven?

25 Deze gemengde huwelijken tussen de gematerialiseerde „zonen van de ware God” en de „dochters der mensen” waren iets schokkends. Deze verandering in de aangelegenheden diende niet voor onbepaalde tijd voort te gaan! Dit besluit had God genomen. Zijn geest zou dus nog slechts honderd twintig jaar geduld laten gelden. Na afloop van deze tijdsperiode zou hij een geweldige verandering teweegbrengen! Dan zou zijn lang geoefende terughouding ten einde zijn. De gemengde huwelijken tussen gematerialiseerde engelen en dochters der mensen zouden door een wereldomvattende vloed, waardoor zelfs de bergtoppen onder water zouden komen te staan, ontbonden worden! Noach en zijn gezin, die nog tot het reine, onvervalste mensengeslacht behoorden, zouden deze vloed in de reusachtige, waterdichte ark veilig overleven en de mensheid een nieuw begin geven. Die wereld van goddeloze mensen zou niet langer de gelegenheid hebben Gods geest te krenken of te bedroeven. Hij zou hun geen vrijstelling van straf verlenen. — Zie Efeziërs 4:30; Jesaja 63:10; Hebreeën 10:29.

26, 27. (a) Welk andere bouwproject ondersteunde God meer dan acht eeuwen nadat Noach de ark had gebouwd? (b) Hoe liet Noachs ark zich met de heilige tabernakel en zijn voorhof vergelijken?

26 Op deze wijze gaf God de menselijke familie door bemiddeling van de godvrezende overlevenden, die van een zuiver menselijke natuur waren, een nieuw, rechtvaardig begin. Met dit doel had God Noachs bouwwerkzaamheden ondersteund. Ruim acht eeuwen later ondersteunde God nog een belangrijk bouwproject. In het wetstelsel dat de profeet Mozes op de berg Sinaï ontving, verlangde God de bouw van een heilige tabernakel.

27 In deze heilige tent der samenkomst moesten de twaalf stammen van Mozes’ volk, de natie Israël, geregeld met hun God samenkomen, en diens priesters moesten zonden-verzoenende offers voor de gehele natie brengen. Deze tabernakel en zijn omheinde voorhof waren niet zo groot als Noachs ark. Noachs ark was zo groot dat ze aan negen voorhoven plaats had kunnen bieden, drie tabernakelvoorhoven op elk van de drie verdiepingen van Noachs ark. De bouw van de ark vereiste grote technische kundigheid, die God aan Noach en zijn zonen kon verlenen. Israëls tabernakel vereiste artistieke kundigheid.

28. Hoe blijkt uit Exodus 31:1-6 dat God de bouw van de tabernakel met zijn geest ondersteunde?

28 Daar God de Israëlieten gebood de tabernakel der aanbidding op te richten, ondersteunde hij de bouw ervan. Maar hoe? Voor het antwoord daarop wenden wij ons tot Exodus 31:1-6. Gelieve op te merken hoe daar melding wordt gemaakt van Gods werkzame kracht:

„En Jehovah ging voort tot Mozes te spreken, zeggende: ’Zie, ik heb Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, van de stam Juda, met name geroepen. En ik zal hem vervullen met de geest van God inzake wijsheid en verstand en kennis en allerlei vaardigheid, om ontwerpen te maken, om te werken in goud en zilver en koper, en inzake het bewerken van stenen, om die te zetten, en inzake het bewerken van hout, om allerlei produkten te maken. Wat mij betreft, zie! ik heb hem Aholiab, de zoon van Ahisamach, van de stam Dan, erbij gegeven, en in het hart van iedereen die wijs van hart is, heb ik wijsheid gelegd, opdat zij inderdaad alles wat ik u geboden heb, kunnen maken.’”

De meesterhandwerker Bezaleël werd derhalve met Gods geest vervuld.

29, 30. (a) Waardoor kwam het dat de tabernakel in zo’n korte tijd werd gebouwd? (b) Wanneer en hoe zagen Bezaleël en Aholiab dat God hun werk goedkeurde?

29 Met behulp van deze werkzame kracht van de Bron van alle dynamische energie konden de werkers de bouw van de heilige tabernakel en zijn gehele inrichting voltooien. Aan het einde van het desbetreffende maanjaar waren alle onderdelen gereed, zodat ze verzameld konden worden, en kon de tabernakel opgericht worden. In Exodus 38:22, 23 wordt het volgende over deze geweldige prestatie bericht: „En Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, van de stam Juda, deed alles wat Jehovah Mozes geboden had. En met hem was Aholiab, de zoon van Ahisamach, van de stam Dan, een kunsthandwerker en borduurder en maker van veelkleurig weefwerk in het blauwe draad en de roodpurper geverfde wol en karmozijnen stof en fijn linnen.” Voor Bezaleël en Aholiab moet de eerste dag van het nieuwe maanjaar (1 Nisan 1512 v.G.T.) een verblijdende dag zijn geweest. Op die dag werd de „tabernakel van de tent der samenkomst” op Jehovah’s bevel opgericht, en Bezaleël en Aholiab zagen een wonder:

30 „Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst, en Jehovah’s heerlijkheid vervulde de tabernakel.” Dit was voor Bezaleël en Aholiab een bewijs dat zij hun werk goed hadden gedaan en dat Jehovah het goedkeurde. Zijn geest had door bemiddeling van hen gewerkt. — Exodus 40:1-34.

31, 32. (a) Hoe lang diende die tabernakel Gods doel? (b) Hoe blijkt dat de bouw en de voltooiing van de tempel van Salomo door Gods geest werden ondersteund?

31 Deze tabernakel van de tent der samenkomst bleef 485 jaar bestaan en diende zijn doel totdat koning Salomo in 1027 v.G.T. de bouw van een tempel in Jeruzalem voltooide en hem voor de aanbidding van God inwijdde.

32 De bouw van deze tempel van Salomo, de zoon van David, werd eveneens door Gods geest ondersteund, want David kreeg het bouwplan voor dit nieuwe gebouw door inspiratie. In 1 Kronieken 28:11-19 lezen wij: „Hij gaf inzicht voor de gehele zaak in geschrifte uit de hand van Jehovah op mij, ja, voor alle werken van het bouwplan.” Toen deze luisterrijke tempel op de berg Moría in Jeruzalem werd ingewijd, toonde Jehovah dat hij het nieuwe gebouw, dat zijn aanbidding zou dienen, goedkeurde: „Het huis zelf [werd] vervuld . . . met een wolk, ja, het huis van Jehovah, en de priesters konden vanwege de wolk niet blijven staan om dienst te verrichten; want de heerlijkheid van Jehovah vervulde het huis van de ware God.” — 2 Kronieken 5:13, 14.

33. Wat staat derhalve achter Gods reine aanbidding?

33 Laten wij derhalve verzekerd zijn van het volgende belangrijke feit: De heilige geest staat achter de reine aanbidding van Jehovah. Hij is krachtig werkzaam ten gunste van degenen die de reine aanbidding van de ene ware God beoefenen en hoog houden. Dit wordt veraanschouwelijkt door enkele voorbeelden uit de tijd dat speciaal verkozen rechters het volk Israël in het land van belofte bestuurden.

DE AANSPORENDE WERKZAAMHEID VAN DE GEEST TEN TIJDE VAN DE RECHTERS

34. Hoe werkte de heilige geest door bemiddeling van rechter Othniël?

34 Toen de Israëlieten van de reine aanbidding afweken, geraakten zij onder de onderdrukkende macht van de koning van Syrië. „Toen riepen de zonen van Israël tot Jehovah om hulp. Jehovah verwekte daarop een redder voor de zonen van Israël, opdat die hen zou redden, Othniël, de zoon van Kenaz, de jongere broer van Kaleb.” Wat gebeurde er toen? „De geest van Jehovah nu kwam over hem, en hij werd de rechter over Israël. Toen hij ten strijde uittrok, gaf Jehovah voorts Kuschan-Rischataïm, de koning van Syrië, in zijn hand, zodat hij de overhand kreeg over Kuschan-Rischataïm. Daarna genoot het land veertig jaar lang rust.” — Rechters 3:9-11.

35. Hoe was de heilige geest in het geval van rechter Gideon werkzaam?

35 Na verloop van tijd vereisten de omstandigheden het dat Jehovah een andere rechter voor de bevrijding van zijn volk Israël verwekte. „En geheel Midian en Amalek en de oosterlingen vergaderden zich als één man en trokken toen de Jordaan over en legerden zich in de laagvlakte van Jizreël. En Jehovah’s geest omhulde Gideon zodat hij op de horen ging blazen, en de Abiëzrieten werden bijeengeroepen om hem te volgen” (Rechters 6:33, 34). Door tussenkomst van deze man des geloofs gaf Jehovah zijn volk een opmerkelijke overwinning, een overwinning waar in de latere bijbelse geschiedenis naar wordt verwezen. — Jesaja 9:4-6; 10:26; Psalm 83:9-12; Hebreeën 11:32, 33.

36. Wat bewerkte de heilige geest door bemiddeling van rechter Jefta?

36 Steeds weer werd de heilige geest werkzaam ten behoeve van mannen des geloofs die Jehovah gebruikte om roemrijke daden te volbrengen die geschiedenis maakten. Zo stonden de onderdrukte Israëlieten eens in een strijd tegenover de agressieve Ammonieten. „Nu kwam Jehovah’s geest over Jefta, en hij trok vervolgens door Gilead . . . naar de zonen van Ammon.” In zijn wens een overwinning tot Jehovah’s eer te behalen, legde rechter Jefta een gelofte af waarvoor hij later een hoge prijs moest betalen. Jehovah gebruikte hem dus om de Ammonieten een nederlaag toe te brengen. — Rechters 11:29 tot 12:7.

37. Wie verwekte Jehovah om de Israëlieten uit de hand van de Filistijnen te redden, en door middel waarvan redde hij hen?

37 Jaren later onderdrukten de Filistijnen de Israëlieten bijzonder zwaar. Derhalve bewerkte God de geboorte van een ongewone man, Simson genaamd. Hij moest „de leiding . . . nemen bij het redden van Israël uit de hand van de Filistijnen”. Voor dit doel werd hij door Gods werkzame kracht ondersteund. „Mettertijd begon Jehovah’s geest hem aan te drijven te Mahane-Dan, tussen Zora en Estaol.” Het was derhalve niet aan Simsons eigen fysieke kracht toe te schrijven dat hij de sterkste mens was die ooit op aarde heeft geleefd. — Rechters 13:5, 25.

38. Wat deed Simson toen hij een brullende leeuw tegenkwam, en hoe handelde hij nadat de Filistijnen hem in verband met de oplossing van zijn raadsel hadden bedrogen?

38 Toen Simson eens alleen onderweg was, dook er plotseling een „jonge leeuw met manen” voor hem op en kwam hem „brullend tegemoet”. Hoe verging het de ongewapende Simson? „Toen werd Jehovah’s geest ten aanzien van hem werkzaam, zodat hij de leeuw in tweeën scheurde, net zoals men een bokje in tweeën scheurt, en zonder dat hij ook maar iets in zijn hand had.” Kort daarna bedrogen de Filistijnen hem in verband met een raadsel, zodat hij hun een hoge prijs moest betalen. Dit werkte als een boemerang voor de Filistijnen. Wederom werd „Jehovah’s geest . . . ten aanzien van hem werkzaam, zodat hij naar Askelon [in Filistea] afdaalde en dertig man van hen neersloeg en hetgeen hij hen uittrok nam en de stellen klederen aan degenen gaf die het raadsel hadden verklaard”. — Rechters 14:5-19.

39. Wat gebeurde er toen de Israëlieten Simson geboeid met nieuwe touwen aan de Filistijnen uitleverden?

39 Zelfs nieuwe touwen bleken voor Simson niet sterk genoeg te zijn toen hij geboeid aan de boosaardige Filistijnen werd uitgeleverd. „Jehovah’s geest werd ten aanzien van hem werkzaam, en de touwen die aan zijn armen waren, werden als linnen draden die door het vuur zijn verzengd, zodat zijn boeien van zijn handen wegsmolten. Hij vond nu een vochtige ezelskinnebak en stak zijn hand uit en greep ze en sloeg er vervolgens duizend man mee neer.” — Rechters 15:11-15.

40, 41. Hoe was het mogelijk dat Simson bij zijn dood meer Filistijnen doodde dan hij tijdens zijn gehele tijd als rechter van Israël gedood had?

40 De grootste daad die God door bemiddeling van Simson tegen de Filistijnse aanbidders van de valse god Dagon volbracht, was tegelijkertijd Simsons laatste grote daad. Er werd door getoond dat Gods geest niet moe of zwak wordt.

41 Door de vrouw Delila bedrogen en door de wraakzuchtige Filistijnen blind gemaakt, stond Simson tussen twee zuilen in de tempel van Dagon in Gaza (Filistea). In deze gunstige positie „zette Simson zich schrap tegen de twee middelste zuilen, waarop het huis stevig gegrondvest was, en greep ze vast, de ene met zijn rechter- en de andere met zijn linkerhand. Vervolgens zei Simson: ’Mijn ziel sterve met de Filistijnen.’ Toen boog hij zich met kracht, en het huis stortte in op de asvorsten en op al het volk dat erin was, zodat de doden die hij bij zijn eigen sterven ter dood bracht, talrijker werden dan die hij gedurende zijn leven ter dood gebracht had”. — Rechters 16:23-30.

42. Met wie wordt Simsons naam in Hebreeën 11:32-34 in verband gebracht?

42 Simson wordt tot de mensen uit de oudheid gerekend die geloof in God hadden — een eigenschap die een vrucht van Gods geest is. „En wat zal ik nog meer zeggen?” Zo vraagt de schrijver van het boek Hebreeën in hoofdstuk elf, waarop hij antwoordt: „Want de tijd zal mij ontbreken indien ik verder vertel over Gideon, Barak, Simson, Jefta, David alsook Samuël en de andere profeten, die door geloof koninkrijken een nederlaag toebrachten in de strijd, rechtvaardigheid bewerkten, beloften verkregen, de muilen van leeuwen toestopten, de kracht van het vuur stuitten, aan de scherpte van het zwaard ontkwamen, van een zwakke toestand krachtig werden gemaakt, dapper werden in de oorlog, de legers van vreemdelingen op de vlucht dreven.” — Hebreeën 11:32-34.

JEHOVAH’S GEZALFDE

43. Welke verandering voltrok zich ten aanzien van David kort nadat Samuël hem in Bethlehem met olie had gezalfd?

43 Een opmerkelijke naam die de schrijver van de Brief aan de Hebreeën vermeldt, is die van David, de zoon van Isaï uit Bethlehem. Toen David nog een herdersjongen was, werd hij door de profeet Samuël tot toekomstige koning van alle twaalf stammen van Israël gezalfd. Wat gebeurde er onmiddellijk na zijn zalving? „En van die dag af werd de geest van Jehovah ten aanzien van David werkzaam. Later stond Samuël op en ging naar Rama. En wat de geest van Jehovah betreft, die week van [de toen regerende koning] Saul” (1 Samuël 16:13, 14). Ten slotte wendde de ontrouwe koning Saul zich in wanhoop tot een geestenmedium, dat hem, indien mogelijk, met de doden in contact moest brengen. Kort daarop stierf hij in een strijd tegen de Filistijnen.

44. Hoe handelde God met David nadat koning Saul in een strijd was gestorven?

44 Daarna aanvaardde David het koningschap, waarvoor hij door Samuël was gezalfd. De God die hij onwankelbaar aanbad, stelde hem tot grote daden in staat, waartoe ook de onderwerping van het gehele Beloofde Land behoorde. Dat niet alleen, maar God inspireerde hem er ook toe profetieën te uiten en op te tekenen. Hij bleek een ware profeet te zijn: „Het schriftwoord moest [derhalve] vervuld worden dat de heilige geest bij monde van David tevoren gesproken heeft.” — Handelingen 1:16; 4:24, 25.

45. Wie komt de eer toe voor al deze geloofsdaden, en welke gebeurtenis vierden Zerubbábel en de hogepriester Jozua als een vervulling van de boodschap uit Zacharia 4:6?

45 De eer voor al de buitengewone grote daden die deze mannen uit de oudheid volbrachten, komt de God van onuitputtelijke dynamische energie toe. Tot deze grote daden behoort ook het schrijven van de negenendertig boeken van de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften, van Genesis tot Maleachi. Het profetische boek Zacharia bevat een aanmoedigende boodschap aan stadhouder Zerubbábel, die belast was met de herbouw van de tempel te Jeruzalem, die in het jaar 607 v.G.T. door de Babyloniërs was verwoest. De boodschap aan deze herbouwer van de tempel luidde: „’Niet door een krijgsmacht, noch door kracht, maar door mijn geest’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd” (Zacharia 4:6). Stadhouder Zerubbábel en zijn medewerker, de hogepriester Jozua, werden door iets machtigers ondersteund dan door een krijgsmacht of door fysieke kracht, en zo konden zij het hoofd bieden aan de vijandelijke tegenstand en hadden zij het voorrecht in het jaar 515 v.G.T. de volledige herbouw van de tempel van Jehovah in Jeruzalem te vieren.

VOORTEKENEN VAN GROTE DADEN IN ONZE TIJD

46. In welk opzicht zijn deze grote daden die mensen met behulp van de heilige geest volbrachten, meer dan slechts geschiedkundige gebeurtenissen?

46 De aanmoedigende boodschap aan Zerubbábel werd meer dan een half millennium vóór onze Gewone Tijdrekening onder inspiratie opgetekend. Niettemin is ze nog net zo betekenisvol voor ons in deze tijd als destijds in de dagen van de profeet Zacharia. Hoe dat zo? Omdat wij in Jehovah als de goddelijke Bron van bovenmenselijke dynamische energie geloven. De van moed en geloof getuigende daden die werden volbracht doordat de Almachtige God zijn heilige geest ten aanzien van mannen en vrouwen uit de oudheid werkzaam liet worden, zijn meer dan geschiedkundige feiten. Ze waren ook voortekenen van de grote daden die Jehovah vanaf de tijd van zijn Messías, zijn Gezalfde, zelfs tot in onze generatie zou volbrengen.

47, 48. (a) In welk opzicht was de geboorte van de man die de voorzegde Messías introduceerde, buitengewoon? (b) Waarmee zou de voorloper van de Messías vanaf de moederschoot vervuld zijn, en wat zou hij doen?

47 De voorzegde Messías werd negentien eeuwen geleden geïntroduceerd door een man wiens geboorte eveneens buitengewoon was. Zijn geboorte was niet aan het normale voortplantingsvermogen van zijn vader en moeder toe te schrijven. Zij waren destijds reeds te oud om kinderen te kunnen voortbrengen. Hun voortplantingsvermogen moest weer tot leven worden gebracht opdat zij hun enige kind konden voortbrengen, een zoon, aan wie zijn vader, de priester Zacharías, de naam Johannes moest geven.

48 Over deze zo vurig verlangde zoon zei de engel Gabriël in de tempel tot Zacharías: „Hij zal van de schoot van zijn moeder af met heilige geest vervuld zijn; en hij zal velen der zonen van Israël tot Jehovah, hun God, terugbrengen. Bovendien zal hij voor hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia, ten einde de harten van vaders tot kinderen terug te brengen en de ongehoorzamen tot de praktische wijsheid van rechtvaardigen, om voor Jehovah een toebereid volk gereed te maken.” — Lukas 1:5-17; vergelijk Maleachi 4:5, 6.

49. Zou de ware Messías zich derhalve zelf introduceren, of zou hij geïntroduceerd worden, en hoe?

49 Daar de ware Messías door zo’n voorloper werd geïntroduceerd, kon hij onmogelijk een eerzuchtig mens zijn die zich aanmatigde de Messías te zijn en zich op spectaculaire wijze als zodanig aan de natie Israël voorstelde om een groep volgelingen om zich heen te scharen (Jesaja 42:2-4). In plaats daarvan zou hij aan degenen die de Messías zochten, officieel worden voorgesteld door een man die door God gezonden was en Gods ondersteuning had. — Jesaja 40:3-5; Johannes 1:6, 7.

50. Wat zou volgens Joël 2:28-32 na de komst van de Messías geschieden?

50 Na de komst van de Messías moest de bezielende profetie uit Joël 2:28-32 worden vervuld: „En daarna moet het geschieden dat ik mijn geest zal uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen stellig profeteren. Wat uw oude mannen betreft, dromen zullen zij dromen. Wat uw jonge mannen betreft, visioenen zullen zij zien. En zelfs op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn geest uitstorten. En ik wil wondertekenen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zelf zal in duisternis worden veranderd en de maan in bloed, vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah. En het moet geschieden dat een ieder die de naam van Jehovah aanroept, veilig zal ontkomen; want op de berg Sion en in Jeruzalem zullen de ontkomenen blijken te zijn, juist zoals Jehovah heeft gezegd, en onder de overlevenden, die Jehovah roept.”

51. (a) Welke vragen dienen wij met het oog op Joëls profetie te stellen? (b) Waarom dienen wij thans de naam van Jehovah aan te roepen?

51 Het is nu hoog tijd te vragen: Wie zijn degenen die datgene ontvangen wat Jehovah beloofd heeft op alle soorten van vlees uit te storten? Onder de aandrijvende kracht van datgene wat wordt uitgestort, moeten deze personen profeteren. Hun profeteren is zeer actueel, want het dient aan de „komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” vooraf te gaan en deze aan te kondigen. Degenen die acht slaan op dit profeteren, hebben de kans zich onder de ontkomenen te bevinden. Zij kunnen tot de „overlevenden” behoren. Te oordelen naar alle omstandigheden die sinds 1914 G.T. waar te nemen zijn, belooft de „dag van Jehovah”, die voor ons ligt, inderdaad ’groot en vrees inboezemend’ te zijn. Willen wij ’veilig ontkomen’? Zo ja, dan dienen wij beslist ’de naam van Jehovah aan te roepen’, wiens geest achter de komende nieuwe ordening staat.

[Studievragen]