Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De Bron en Instandhouder van het leven

De Bron en Instandhouder van het leven

Hoofdstuk 7

De Bron en Instandhouder van het leven

1. Welke vragen rijzen er wanneer men voor de keus staat of men Jehovah tot zijn God zal maken?

KAN Jehovah God, die voor mannen en vrouwen de weg heeft gebaand om van zonde en onvolmaaktheid verlost te worden, hen daarna in het leven houden? Bestaat er een werkelijke zekerheid dat iemand die Jehovah tot zijn God maakt, voor altijd in gezondheid en geluk kan leven?

2. Heeft God, die het universum heeft geschapen, ook het vermogen om het voor eeuwig in stand te houden?

2 Aangezien God het vermogen heeft om te scheppen, zou hij stellig het vermogen hebben om de aarde zelf in stand te houden. Indien noodzakelijk, zou hij de kracht van de zon constant kunnen vernieuwen. Wat de aarde betreft, hij heeft haar tot een zichzelf in stand houdend „ruimteschip” gemaakt, doordat ze haar afvalstoffen opnieuw gebruikt (welk proces „recycling” wordt genoemd) en haar aanschijn steeds vernieuwt. Bossen en stromen die aan zichzelf worden overgelaten, vernieuwen en verversen zich in korte tijd en herstellen zich van elke schade die door de ruïneuze werken van de mens is aangericht.

3, 4. (a) Zijn de woorden van koning Salomo in Prediker 1:4 in strijd met de gedachte dat mensen eeuwig kunnen leven? Licht dit toe. (b) Hoe blijkt uit Salomo’s conclusie, alsook uit de woorden van Jezus, dat ons leven, zelfs in deze rampspoedige wereld, niet tevergeefs of hopeloos hoeft te zijn?

3 Wat valt er te zeggen over de mensen op aarde? Koning Salomo, een groot waarnemer van het leven, zei: „Een geslacht gaat, en een geslacht komt; maar de aarde staat zelfs tot onbepaalde tijd” (Prediker 1:4; 1 Korinthiërs 7:31). Salomo zei niet dat het altijd zo zou zijn met de menselijke generaties. Hij sprak erover hoe ijdel het leven in het huidige samenstel van dingen is, terwijl „koning” dood regeert. Wanneer u het boek Prediker leest, zult u opmerken dat Salomo wijze raad gaf met betrekking tot het leven gedurende deze tijd. Hij zei in wezen dat wij onze hoop niet op het huidige wereldstelsel, met zijn stoffelijke dingen en zijn wegen, moesten stellen.

4 Na de huidige toestand van de mensheid beschreven te hebben, bericht Salomo de resultaten van zijn onderzoek, met de woorden: „Het slot van de zaak, nu alles is gehoord, is: Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens” (Prediker 12:13). En Jezus, die groter dan Salomo was, verklaarde: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Johannes 17:3.

5, 6. (a) Waarom is het voor een persoon mogelijk eeuwig te leven? (b) Hoe blijkt uit de wijze waarop de mens is gemaakt, dat er een levende Schepper is die iets goeds met ons voor heeft?

5 Zou het niet geweldig zijn wanneer u met geliefde vrienden en familieleden kon omgaan in de wetenschap dat u niet de droefheid zou hoeven te smaken hen te verliezen? Is dit mogelijk?

6 Het is niet alleen mogelijk — het is absoluut zeker, want „Jehovah is in waarheid God. Hij is de levende God en de Koning tot onbepaalde tijd” (Jeremia 10:10). Mozes sprak in gebed over Gods eeuwige bestaan en zei: „Ja, van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd zijt gij God” (Psalm 90:2). Daar God eeuwig leeft, kan hij leven doen ontstaan en het voor altijd in stand houden. Het feit dat de mens over hoedanigheden beschikt zoals verbeeldingskracht, waardering voor schoonheid, goedheid, liefde en andere emoties, bewijst dat de mens een levende Schepper heeft en dat Hij iets goeds met de mensheid voor heeft. In een wereld die door toeval, of door blinde krachten, werd bestuurd, zou emotie niet thuishoren. Neen, het leven moet een levende bron hebben.

„SPONTAAN LEVEN” EEN DWAALBEGRIP

7, 8. Hoe bewees Louis Pasteur dat leven niet vanzelf uit onbezielde materie kan ontstaan?

7 In 1864 zei Louis Pasteur, de vermaarde geleerde aan wie de geneeskunde en chirurgie veel te danken hebben, in een lezing aan de beroemde Parijse Sorbonne-universiteit:

8 „Heren, ik zou op die [steriele] vloeistof willen wijzen en u willen zeggen dat ik mijn druppel water uit het onmetelijke ruim der schepping heb genomen, en dat deze druppel alle elementen bevat die geschikt zijn voor de ontwikkeling van inferieure levensvormen. Ik wacht, ik kijk toe, ik vraag en smeek deze druppel om het schitterende schouwspel van de eerste schepping voor mij te herhalen. Maar er gebeurt niets — en dit al sinds deze experimenten enkele jaren geleden zijn begonnen; er gebeurt niets omdat ik er het enige aan heb onthouden dat de mens niet kan voortbrengen — de bacteriën die zich in de lucht voeden — leven, want leven is een bacterie en een bacterie is leven. Nooit zal de leer van de spontane generatie zich van de genadeslag van dit eenvoudige experiment herstellen.”

9. Hoe geven geleerden en andere mannen van de praktijk in deze tijd er blijk van dat zij geloof hechten aan Pasteurs ontdekking?

9 Die verklaring werd meer dan honderd jaar geleden gedaan, en ze is in deze tijd nog steeds waar. Nog nooit zijn geleerden in staat geweest leven spontaan te doen ontstaan uit materie die niet reeds leefde. In feite verlaten doktoren, tandartsen, chirurgen en geleerden zich op Pasteurs experiment — zij hechten er geloof aan. Zij steriliseren hun instrumenten; zij pasteuriseren melk en steriliseren water, opdat er zich geen bacteriën in zullen bevinden die infectie of bederf zouden kunnen veroorzaken. Wat voor nut zou dit hebben als er leven in een steriel medium zou kunnen ontstaan? Hoe lang zou de wereld nog miljoenen guldens aan een dergelijke methode blijven besteden indien ze ondoeltreffend en onbetrouwbaar werd bevonden?

10. (a) Hoe vestigt de bijbel onze aandacht op de bron van het leven? (b) Wat doet een persoon feitelijk die vraagt: ’Wie heeft God geschapen?’

10 Dientengevolge wijst al het bewijsmateriaal op een bron van leven die zelf leeft. De bijbel zegt over Jehovah God: „Bij u is de bron van het leven” (Psalm 36:9). Misschien zal iemand vragen: ’Als er leven moet bestaan om leven te verwekken, wie heeft God dan geschapen?’ Maar hiermee dringt men het antwoord slechts verder weg — het komt er in feite op neer dat men de vraag tracht te ontwijken. Op inconsequente wijze schijnen zulke personen er geen moeite mee te hebben te geloven dat onbezielde materie altijd heeft bestaan.

EEN ONEINDIGE SCHEPPER

11, 12. Waardoor wordt de waarheid bewezen dat wij niet kunnen verwachten alles omtrent onze majestueuze Schepper te begrijpen? (Jesaja 40:18, 22)

11 Wij zouden beslist niet kunnen verwachten dat de Schepper van het uitgestrekte universum volledig door zijn schepselen begrepen zou worden (Romeinen 11:34). Niettemin kent men op zijn minst in de wetenschap en de wiskunde het begrip „oneindigheid”. Wij kunnen ons een voorstelling maken van oneindige ruimte, en voor zover astronomen kunnen zeggen, is het universum wellicht oneindig, grenzeloos. Hoe verder zij met behulp van hun telescopen kunnen zien, des te meer sterrenstelsels zij aanschouwen.

12 Gaan wij vervolgens in de tegenovergestelde richting en onderzoeken wij de wereld van het oneindig kleine, dan kunnen natuurkundigen nog steeds het kleinste deeltje niet vinden. Toen het atoom werd ontdekt, leek het simpel: Het atoom was het kleinste, ondeelbare deeltje, zo dachten de geleerden. Experimenten met het atoom hebben echter aan het licht gebracht dat hun theorie een dwaalbegrip was. De lijst van deeltjes, of veronderstelde deeltjes, waaruit het atoom is opgebouwd, is al aardig gegroeid en het einde is nog niet in zicht.

13. Wat kunnen wij, indien wij Gods woorden in Deuteronomium 32:40 aanvaarden, omtrent ons eigen bestaan geloven?

13 Kunnen wij ons dan geen denkbeeld vormen van een God die geen begin heeft gehad — die altijd heeft bestaan? Dit is hetgeen hij omtrent zichzelf verklaart (Deuteronomium 32:40; Romeinen 16:26). Indien wij deze bewering van God aanvaarden, kunnen wij geloven dat hij personen die hem gehoorzamen, met leven zou kunnen bezielen en dat leven voor eeuwig in stand zou kunnen houden.

AARDSE KRINGLOPEN TOT NUT VAN DE MENS

14. Wanneer wij overal om ons heen achteruitgang en de dood zien, welke vraag rijst er dan vanzelf met betrekking tot ons eigen leven?

14 Sommige mensen opperen de vraag: ’Wat valt er te zeggen over het feit dat alle levende dingen de neiging hebben om achteruit te gaan? — dat de cellen en weefsels afsterven, zodat de ouderdom intreedt en men ten slotte sterft? Zal dit met het menselijke leven niet altijd blijven geschieden?’ Laten wij eens zien.

15. Wat zou de situatie op aarde zijn indien niets zou verrotten, of uiteenvallen, of van samenstelling zou veranderen?

15 Alle stoffelijke dingen op aarde hebben de neiging om na verloop van tijd uiteen te vallen. Rotsen brokkelen af. Hout verrot. Sta er echter eens bij stil wat de situatie zou zijn indien rotsen, hout en ander materiaal geen invloed van het weer zouden ondervinden, en indien organische stoffen niet aan verrotting onderhevig zouden zijn. Dat zou betekenen dat de aarde steriel zou zijn. Er zouden weinig of geen chemische reacties kunnen plaatsvinden. Ons spijsverteringsstelsel zou niet juist kunnen functioneren, omdat de spijsvertering door chemische en bacteriële werking geschiedt, waardoor voedsel wordt afgebroken en de samenstelling ervan wordt veranderd. Er zou weinig werk gedaan kunnen worden, omdat weinig dingen van structuur veranderd zouden kunnen worden. Bepaalde plastics die niet gemakkelijk verteren, vormen nu reeds een ernstig afvalprobleem.

16. (a) Welke veranderingen in materie zijn onontbeerlijk, wil er leven op aarde bestaan? (b) In welk opzicht verschilt de mens van de dieren wat de reden betreft waarom mensen sterven?

16 Voor de instandhouding van het aardse leven moeten er derhalve veranderingen in organische en anorganische stoffen plaatsvinden. Kringlopen van geboorte en dood werden oorspronkelijk vastgesteld voor al wat op aarde leeft, met uitzondering van de mens. Waarom met uitzondering van de mens? Omdat de mens naar Gods beeld en gelijkenis werd gemaakt. Alleen mensen kunnen Gods „zonen” en „dochters” worden genoemd, dieren niet. Niet over de dieren, maar over de mens, wordt gezegd dat ’door middel van de zonde de dood zijn intrede heeft gedaan’. — Genesis 1:27; Romeinen 5:12.

17, 18. Wat zijn enkele van de kringlopen die onontbeerlijk zijn voor de instandhouding van het leven op aarde?

17 Beschouw eens enkele van deze kringlopen. Er is het planteleven, dat voedsel voor al het dierenleven verschaft en in feite de basis voor al het aardse leven is. Planten kunnen iets doen wat dieren niet kunnen — met behulp van zonlicht vervaardigen ze hun eigen voedsel. Dit proces wordt de „fotosynthese” genoemd. Het dierenleven is derhalve afhankelijk van het planteleven. Planten moeten groeien, voedsel verschaffen en sterven. Vervolgens wordt door het wonder van de zaadontkieming een volgende oogst voortgebracht.

18 In de zee onderhoudt de „voedselketen” het leven op verschillende niveaus; het uit microscopisch kleine plantjes bestaande phytoplankton dient tot voedsel voor het uit kleine diertjes bestaande zoöplankton, waarmee de grotere vissen zich op hun beurt voeden, met inbegrip van enkele vissoorten die de mens tot voedsel dienen. Vervolgens wordt dode materie door bacteriële werking in voedsel voor het phytoplankton omgezet en begint de kringloop weer helemaal van voren af aan.

19, 20. Verklaar hoe een mens, ondanks het afsterven van cellen en weefsels, eeuwig zou kunnen leven.

19 Tijdens het proces sterven afzonderlijke dieren, die door hun nageslacht worden vervangen, en aldus wordt de soort in stand gehouden. Wat is dan de hoop dat afzonderlijke mensen zullen blijven bestaan? Is er wat dit betreft een verschil tussen mens en dier?

20 Ja, inderdaad. Want hoewel cellen en weefsels in levende lichamen aan slijtage onderhevig zijn en sommige cellen afsterven, is het leven geneigd om het „aftakelingsproces” tegen te gaan. Levende organismen vormen hoog georganiseerde, ingewikkelde verbindingen uit eenvoudiger levensvormen. Indien de levenskracht op volle toeren zou kunnen blijven werken, zouden versleten weefsels voortdurend vervangen of hersteld worden. Er zou geen ouderdom intreden en de persoon zou nooit sterven. Alleen de Schepper kan dit in mensen tot stand brengen. Hij belooft gehoorzame mannen en vrouwen eeuwig leven. Alle aardse kringlopen — waaronder ook de geboorte en dood van plante- en dierenleven — zijn in werkelijkheid hoofdzakelijk ontworpen voor het uiteindelijke nut van de mens.

21. (a) Welk bewijs hebben wij dat de mens eens, zelfs in zijn onvolmaakte toestand, veel langer leefde dan in onze tijd het geval is? (b) Waarom is de levensduur van de mens thans korter dan in de vroegste periodes van de geschiedenis der mensheid?

21 Het bijbelse bericht onthult dat mensen werden gemaakt om veel langer te leven dan dieren. Een vroege nakomeling van Adam, die dus dicht bij de volmaaktheid leefde, werd zelfs 969 jaar oud. Hierdoor wordt geïllustreerd dat gedurende al die jaren de celvervanging bleef plaatsvinden, en de cellen van het centrale zenuwstelsel (die volgens geleerden wel hersteld maar niet vervangen kunnen worden) werden eeuwenlang, zolang hij leefde, in gezonde conditie gehouden. (Genesis 5:27; zie ook de verzen 5-31; 9:29.) De kort levende generaties van tegenwoordig zijn natuurlijk ver van die tijd verwijderd, terwijl zonde en onvolmaaktheid zich gedurende de duizenden jaren sindsdien hebben vermenigvuldigd. Het mensengeslacht is achteruitgegaan, maar God kan degenen die naar hem opzien, met nieuwe kracht vervullen, zodat zij tot onbepaalde tijd kunnen leven. — Jesaja 40:29-31.

„HET BROOD DES LEVENS”

22, 23. (a) Waarom sterven de dieren? (b) Hoe heeft God de mens met een veel hoger organisme gemaakt? (c) Welke unieke hoedanigheid bezit, van alle schepselen op aarde, alleen de mens? (d) Wat wordt er van de zijde van de mens vereist om tot onbepaalde tijd te kunnen blijven leven?

22 Nu is het zo dat lang voordat de mens op aarde verscheen, de dieren reeds stierven, zoals het fossielenverslag getuigt. De dieren werden met een beperkte levensduur geschapen. De mens werd weliswaar uit dezelfde elementen geschapen, maar was van een veel fijnere natuur, van een hogere orde.

23 Over mensen, niet over dieren, wordt gezegd dat God ’onbepaalde tijd in hun hart heeft gelegd’ (Prediker 3:11). Alleen mensen hebben een besef van het verleden en van de toekomst. Alleen mensen kunnen geestelijke dingen bevatten, dat wil zeggen, kennis in zich opnemen omtrent God, en zijn geestelijke hoedanigheden en morele uitnemendheid deelachtig worden (Hebreeën 12:9). Daar God de mens met dit geestelijke vermogen heeft toegerust, moet het verzadigd, bevredigd worden, wil de mens juist kunnen functioneren — blijven leven. Jezus zei: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood.” — Matthéüs 5:3.

24. Hoe verklaarde Jezus, als volmaakt mens, waardoor zijn leven in stand werd gehouden?

24 Hoewel Jezus Christus als volmaakt mens op aarde was, verliet hij zich voor de instandhouding van zijn leven op God. Hij zei: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn [Gods] werk voleindig.” Verder zei hij: „Ik leef vanwege de Vader” (Johannes 4:34; 6:57). Hij zei over zichzelf: „Ik ben het brood des levens. Uw voorvaders hebben in de wildernis het manna gegeten en zijn niettemin gestorven. . . . Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.” — Johannes 6:48-51.

25. Wat bedoelde Jezus met zijn woorden in Johannes 6:48-51?

25 Natuurlijk bedoelde Jezus Christus niet dat mensen zijn letterlijke lichaam van vlees zouden eten. Maar door geloof te oefenen in het zoenoffer van Christus en door te „eten” van het geestelijke voedsel waarin God door bemiddeling van Christus voorziet, kan men eeuwig leven. Wanneer? Op de „nieuwe aarde”, onder Christus’ Koninkrijksheerschappij. Dan zal hij als Hogepriester, te zamen met zijn medekoningen en onderpriesters, * de waarde van zijn zoenoffer volledig ten behoeve van de gehoorzame mensen op aarde aanwenden. Als gevolg daarvan zal hun lichaam gezond gemaakt worden. Vervolgens zullen zij, wanneer zij Gods wil blijven doen, voor eeuwig leven. — Johannes 3:16.

26. (a) Is het redelijk te veronderstellen dat God zijn Zoon zou laten lijden en sterven opdat de mensen slechts tijdelijk een beter leven zouden hebben? (b) Wat stelt Jehovah alle mensen in het vooruitzicht, en op welke voorwaarden?

26 Het heeft Jehovah zeer veel gekost zijn eniggeboren Zoon naar de aarde te zenden. Hij zou zijn Zoon nooit laten lijden en sterven om slechts voor een korte tijd een beter leven te verschaffen. Hij zegt tot allen: „Keer u af van wat slecht is en doe wat goed is, en verblijf zo tot onbepaalde tijd. Want Jehovah heeft gerechtigheid lief, en hij zal zijn loyalen niet verlaten. Tot onbepaalde tijd zullen zij stellig worden behoed” (Psalm 37:27, 28). Ja, Jehovah is de Bron en Instandhouder van het leven, en hij zal het leven van allen die hem blijven gehoorzamen, voor eeuwig behoeden.

[Voetnoten]

^ ¶25 Zie de hoofdstukken 12 en 15. Zie ook De waarheid die tot eeuwig leven leidt, uitgegeven door Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., 117 Adams St., Brooklyn, New York 11201.

[Studievragen]

[Diagram/Illustratie op blz. 82]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

ZUURSTOFKRINGLOOP

Planten ademen koolzuur in en zuurstof uit

Dieren en mensen ademen zuurstof in en koolzuur uit

[Diagram/Illustratie op blz. 83]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

STIKSTOFKRINGLOOP

Bliksem verbindt stikstof met zuurstof. Regen brengt dit naar de aarde

Groene planten verschaffen voedsel voor mens en dier

Bacteriën breken rottend plantenmateriaal en dierlijke mest af, en geven stikstof terug aan de lucht. Andere bacteriën produceren voedsel voor planten

Bacteriën nemen stikstof uit de lucht op ten nutte van de planten

[Illustratie op blz. 80]

Ziekenhuizen steriliseren hun instrumenten. Waarom? Omdat in een steriel medium geen leven [infectie veroorzakende bacteriën] kan ontstaan