Hebben wij goddelijke heerschappij nodig
Hoofdstuk 4
Hebben wij goddelijke heerschappij nodig
1, 2. Wat zou iemand kunnen denken wanneer hij de slechte toestanden op aarde ziet?
WANNEER u om u heen kijkt en de vele ongewenste toestanden overal op aarde ziet — ziekte, onrecht, misdaad, haat en oorlog — vindt u dit misschien moeilijk te rijmen met de gedachte dat er een oppermacht is die het universum bestuurt.
2 U zult misschien zeggen: ’Als ik de Schepper was, zou ik er nu iets aan doen.’ Veel mensen tonen dat zij er zo over denken wanneer zij de vraag stellen: ’Waarom doet God niets? Bekommert God zich om ons?’
3. Als een mens de macht had om door dwang veranderingen in deze wereld aan te brengen, zou hij mensen dan gelukkig kunnen maken?
3 Maar aangenomen dat u machtig genoeg was om op staande voet een eind te maken aan alle dingen die ellende veroorzaken, zou dit de mensen dan gelukkig maken? Het zou betekenen dat u ingrijpende veranderingen in alle stelsels en instellingen van deze wereld zou moeten aanbrengen, ja, het zou een totale ommekeer betekenen in de wijze waarop de wereld werkzaam is. Iedereen zou drastische veranderingen in zijn persoonlijke plannen en levenswijze moeten aanbrengen. Zouden deze gedwongen veranderingen door iedereen toegejuicht worden? Stellig niet. Mensen willen niet tot een levenswijze gedwongen worden. Zij ’willen hun eigen weg gaan’, zoals zij dit zeggen.
EEN VRIJE WIL ONONTBEERLIJK
4, 5. Zijn mensen gelukkig wanneer ieder detail van hun leven uitgestippeld wordt? Geef een voorbeeld.
4 Willen mensen in geluk met elkaar opschieten, dan is er een verandering van geest en hart nodig. Deze verandering kan niet louter door de uitoefening van macht en autoriteit tot stand worden gebracht. Mensen moeten bereid zijn te veranderen.
5 Een man kan bijvoorbeeld een liefdevolle vader
zijn die zijn zoon of dochter van de noodzakelijke levensbehoeften, plus nog enkele extra’s, voorziet. Maar hoe zou het zijn als de vader zijn autoriteit zou gebruiken om ieder detail van het leven van het kind, zelfs wanneer het volwassen is geworden, uit te stippelen? Het kind mag zich dan ogenschijnlijk in een leven van zekerheid verheugen, waarin het op stoffelijk gebied niets te kort komt, maar zal het gelukkig zijn? Neen. Dikwijls horen wij dat kinderen van rijke en invloedrijke mensen de klacht uiten: ’Ik wil mijn eigen leven leiden. Ik wil mijn eigen beslissingen nemen. Ik zal dan misschien wel fouten maken, maar mijn leven zou tenminste reëel zijn.’ Dergelijke personen geven daarmee te kennen dat zij zich in werkelijkheid onzeker voelen, in weerwil van al de schijnbare voordelen die zij genieten. In alles gedomineerd te worden, schenkt mensen geen geluk.6. Waarom willen mensen in de grond der zaak vrij zijn om naar eigen goeddunken te handelen?
6 God, die de mens heeft gemaakt, weet dat mensen dit diepgewortelde gevoel hebben. Hij heeft hen „naar zijn beeld” gemaakt, hetgeen tevens inhoudt dat zij een ruime mate van vrije wil en keus hebben (Genesis 1:27). God had de mensen als automaten kunnen maken, die zo waren gemaakt dat zij niets verkeerd konden doen. Maar hij heeft dit niet gedaan. Ook worden zij niet door een ingebouwd instinct bestuurd, zoals de dieren. God heeft de mens gemaakt met een vrije wil en het verlangen die wil aan te wenden.
7. (a) Waarin heeft God voorzien opdat de mensen hun vrije wil op verstandige wijze kunnen aanwenden? (b) Welke hoedanigheden heeft Jehovah God ten toon gespreid door de mensen er niet toe te dwingen hem te gehoorzamen, zoals in Romeinen 2:4 en 2 Petrus 3:15 tot uitdrukking wordt gebracht?
7 Als gevolg daarvan heeft de mens vrijheid lief, soms meer nog dan het leven zelf. Opdat elk mens zijn vrije wil op verstandige wijze zou aanwenden, heeft God echter in leiding voorzien in de vorm van een geweten, en heeft hij bovendien Zijn eigen wijze raad en instructies verschaft. Romeinen 2:4; 2 Petrus 3:15.
Maar God is geen dictator. Hij dwingt de mensen niet de handelwijze te volgen die hij aanbeveelt. Wij dienen werkelijk dankbaar te zijn voor deze wijze manier waarop hij met ons handelt. —8. Waarom geven veel mensen de voorkeur aan menselijke heerschappij boven heerschappij door God?
8 Veel mensen zijn van mening dat wanneer zij toegeven dat God bestaat en zijn heerschappij erkennen, zij hierdoor stellig in botsing zouden komen met de aanwending van hun vrije wil. Daarom geven zij de voorkeur aan menselijke heerschappij, ook al brengt menselijke heerschappij haar eigen beperkingen en zelfs ontberingen met zich. Zij dulden liever menselijke heerschappij dan dat zij Gods heerschappij zoeken. Waarom? Omdat menselijke heerschappij een aanzienlijke mate van zelfzucht toestaat. Ze vereist geen diepgaande innerlijke veranderingen — het veranderen van de persoonlijkheid. Menselijke heerschappij vereist niet dat men zijn leven in overeenstemming brengt met datgene wat volledig juist is, waartoe door Gods heerschappij wordt aangemoedigd. Als iemand hieraan twijfelt, hoeft hij alleen maar om zich heen te kijken om te zien of het merendeel der mensheid in het dagelijks leven ware naastenliefde nastreeft en reine, eerlijke, oprechte beginselen volgt.
9. Kan er, hoewel de meeste mensen voor menselijke heerschappij hebben gekozen, op grond van de bewijzen worden gezegd dat zij gelukkig en tevreden zijn?
9 Maar zelfs onder menselijke heerschappij zijn de mensen niet werkelijk tevreden geweest. En tegenwoordig raken de mensen steeds meer teleurgesteld over alle vormen van menselijke heerschappij. Dit blijkt wel uit de vele openbare demonstraties tegen bepaalde gedragslijnen van de regering. Het treedt zelfs nog duidelijker aan het licht door de interne beroeringen, revoluties en regeringsveranderingen over de gehele wereld. Toch denken veel mensen niet dat goddelijke heerschappij de weg tot ware bevrijding vormt. Hoe komt dit?
IS GOD „DOOD”?
10. Wat bedoelen mensen wanneer zij zeggen dat ’God dood is’, en wat is één krachtig bewijs dat zij het niet bij het rechte eind hebben?
10 Sommigen zeggen: „God is dood”, dat wil zeggen, hij interesseert zich niet voor de aangelegenheden van de mens en is onverschillig, terwijl hij niet van zins is zijn autoriteit te doen gelden. Niets is minder waar! Uit de verbazingwekkende zorg die God bij het formeren van het universum zelfs tot in de kleinste details ten toon heeft gespreid, blijkt dat hij intense belangstelling voor zijn scheppingen heeft en vooral voor de mens, die ’naar zijn beeld is gemaakt’.
11. Hoe blijkt uit de woorden van Jezus Christus en van Jehovah zelf dat God belangstelling voor de aangelegenheden van de mens heeft?
11 Toen zijn Zoon op aarde was, leerde hij gelovigen als volgt tot God te bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:10). Hij drong er bij de mensen op aan naar een tijd uit te zien dat God de onbetwiste heerschappij over de aarde zou uitoefenen. God zelf sprak tot sommigen die zijn belangstelling voor hen in twijfel trokken en die zich afvroegen of hij wel ’leefde’. Door woord en daad maakte hij hun duidelijk dat „Jehovah leeft in waarheid, in gerechtigheid en in rechtvaardigheid!” — Jeremia 4:2.
12. Waarom wacht God niet totdat de mensen hem vragen over hen te regeren?
12 Nu dan, wacht God totdat de mensen hun menselijke heerschappij vaarwel zeggen en hem vragen hun enige regeerder te zijn? Neen. De natiën zullen hun heerschappij nooit vrijwillig aan God overdragen. De bijbel zegt profetisch: „Waarom zijn de natiën in tumult geraakt en de nationale groepen over iets ijdels blijven mompelen? De koningen der aarde stellen zich op en de hoogwaardigheidsbekleders zelf hebben zich als één blok aaneengesloten tegen Jehovah en tegen zijn gezalfde [of, Christus], zeggend: ’Laten wij hun banden verscheuren en hun koorden [alle vereisten en beperkingen die Gods heerschappij met zich zou brengen] van ons wegwerpen!’” — Psalm 2:1-3.
13. (a) Wat bedoelt God wanneer hij zegt: „Ik ben de Alfa en de Omega”? (b) Hebben wij bewijzen dat God in de aangelegenheden der mensen heeft ingegrepen?
Openbaring 22:13). Daar Alfa en Omega de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet zijn, bedoelt God dat wanneer hij met iets begint, hij het helemaal doorziet en tot een goed einde brengt. Bovendien vinden wij in de bijbelse geschiedenis het ene verslag na het andere waarin God in de aangelegenheden der mensen heeft ingegrepen. Hierdoor toonde hij dat hij er ten zeerste in geïnteresseerd was dat op dat moment zijn wil werd volbracht. Het waren allemaal stappen in de richting van de vervulling van zijn voornemen dat op zijn bestemde tijd zijn wil op aarde gedaan zal worden, zoals later besproken zal worden.
13 Jehovah verklaart: „Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde” (14. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat menselijke heerschappij nooit vrede en geluk op aarde kan brengen?
14 Waarom hebben wij Gòds heerschappij nodig? Omdat de heerschappij over de aarde die vrede en harmonie kan brengen, uit geen enkele andere bron kan komen. Geen persoon of lichaam van personen onder mannen en vrouwen kan de juiste heerschappij over de mensheid uitoefenen. Toen God de aarde maakte, was het niet zijn voornemen dat mensen over andere mensen zouden heersen. Toen de Israëlieten een koning wilden hebben, zoals de andere natiën die hadden, maakte God hun duidelijk dat dit tot problemen, met inbegrip van het verlies van vrijheid, zou leiden. Dit bleek het geval te zijn (1 Samuël 8:7-9). Zelfs een van Israëls koningen, een man die veel tijd aan de bestudering van het leven en de daarmee gepaard gaande problemen had besteed, zei dat ’de ene mens over de andere mens heerst tot diens nadeel’. — Prediker 8:9.
15. In hoeverre liet God de mens heerschappij uitoefenen?
15 In het begin gaf God de mens geen autoriteit om over andere mensen te heersen. God zei tot hem: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt Genesis 1:28). De mensen hebben dit gebod echter overschreden en hebben zich de heerschappij over andere mensen aangematigd en ervoor gestreden.
haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid” (16, 17. (a) Hoe blijkt dat het wijs van God was om mensen niet over andere mensen te laten heersen? (b) Hoe bracht Gods geïnspireerde profeet de reden tot uitdrukking waarom de mens niet over zijn medemens kan heersen?
16 Hoe wijs het van God was om de mensen niet over elkaar te laten heersen, blijkt uit een onderzoek van de wereldgeschiedenis. In het geval van elke aardse heerser kan het zijn dat hij een tijdlang goed regeert, maar naarmate hij langer aan de macht is, interesseren de belangen van het volk hem over het algemeen steeds minder. Het gezegde ’Macht maakt corrupt’ is waar, want na verloop van tijd begint een menselijke heerser misbruik van zijn autoriteit te maken. Hij wordt gewoonlijk partijdig door personen te begunstigen die hij mag, vooral degenen van wie hij iets ontvangt, en dit ten nadele van anderen. Dikwijls misleiden degenen die zich in zijn naaste omgeving bevinden, hem met betrekking tot de feiten en beletten zij dat anderen hem benaderen. Sommigen van hen zijn bevreesd om de ware stand van zaken onder zijn aandacht te brengen.
17 Heerschappij over anderen uitoefenen, is voor elk mens te veel. Geleidelijk aan verliest hij zijn greep op hen en weet hij niet wat er onder het gewone volk gaande is. De bijbelverslagen onthullen dat zelfs de beste menselijke heersers ernstige fouten hebben gemaakt. Het is zoals de profeet zei: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten.” — Jeremia 10:23.
ALLEEN GODS HEERSCHAPPIJ IS BEVREDIGEND
18. Waarom is alleen Gods heerschappij bevredigend?
18 Met de Almachtige God is het echter anders. Uit de Psalm 147:5). Hij is volledig op de hoogte met elk detail van de schepping en met elke wet waardoor deze wordt bestuurd (Jesaja 40:12-14). De rede brengt ons ertoe te concluderen dat het stoffelijke universum door een oppermacht geschraagd, in stand gehouden en bestuurd wordt. Zou het niet verstandig zijn zich aan zo’n regeerder te onderwerpen?
wijsheid die in de universele schepping openbaar is, blijkt dat het terrein van zijn verstand groot is (19. Hoe is God in de wijze waarop hij met personen handelt, uitzonderlijk superieur aan menselijke heersers?
19 God is niet partijdig in de uitoefening van zijn heerschappij, zoals dit met aardse heersers het geval is. Voor iedereen staat de gelegenheid open zijn vriend te worden. Hij heeft niets van zijn schepselen nodig. Hij kan niet worden omgekocht (Psalm 50:9-12). Voor hem zijn allen gelijk, want wie kan de Schepper iets geven? De apostel Paulus vraagt: „Wie heeft hem eerst iets gegeven, zodat het hem vergolden moet worden?” — Romeinen 11:35.
20. Waarom kan alleen God als Regeerder weten wat voor iedereen het beste is?
20 Een juiste regeerder over de mensheid zou de mens door en door moeten kennen. Over niemand anders dan Psalm 139:3, 4, 16.
Jehovah kan gezegd worden: „Met al mijn wegen zijt gij vertrouwd geraakt. Want er is geen woord op mijn tong, of zie! o Jehovah, gij weet het reeds allemaal. Uw ogen zagen zelfs het embryo van mij, en in uw boek waren alle delen ervan beschreven, met betrekking tot de dagen dat ze werden gevormd en nog niet één onder ze er was.” —21. Toon aan dat God niet alleen belangstelling heeft voor de mensheid in haar geheel, maar voor ieder mens afzonderlijk.
21 God legt voor een ieder van ons zorgzame belangstelling aan de dag. „De ogen van Jehovah zijn op elke plaats, terwijl ze de slechten en de goeden gadeslaan”, zo luidt de geïnspireerde spreuk (Spreuken 15:3; vergelijk 2 Kronieken 16:9; 1 Petrus 3:12). In hoeverre kunnen wij ons op zijn zorg verlaten? Jezus Christus zei: „Worden niet twee mussen voor een geldstuk van geringe waarde verkocht? Toch zal er niet één van op de grond vallen zonder medeweten van uw Vader. Maar zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Vreest daarom niet: gij zijt meer waard dan vele mussen” (Matthéüs 10:29-31). Alleen de Schepper kent ’s mensen geest en hart. „Wat Jehovah aangaat, hij ziet hoe het hart is” (1 Samuël 16:7). Hij alleen weet wat ervoor nodig is om personen die gewillig van hart zijn, zodanig te vormen dat hij hen in een toestand van eenheid en vrede met hem en jegens elkaar kan brengen.
22, 23. Wat kan er gezegd worden als antwoord op de vragen: ’Waarom neemt God nu niet de heerschappij over de aarde over? Is hij traag?’
22 ’Waarom’, zo zou u kunnen vragen, ’laat God dan toe dat de mens heerschappij uitoefent? Waarom doet hij nu niet zijn soevereine heerschappij gelden door een eind te maken aan het lijden van de mensheid en vrede tot stand te brengen?’ Hij heeft stellig beloofd dit te zullen doen. Maar hij heeft er een tijd voor bepaald, en wij kunnen er zeker van zijn dat deze tijd niet later zal komen dan absoluut noodzakelijk is. Aan degenen die dachten dat God traag was, schreef de apostel Petrus: „Jehovah is niet traag ten 2 Petrus 3:9.
aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken.” —23 Petrus gaf ook de raad: „Laat dit ene feit echter niet aan uw aandacht ontgaan, geliefden, dat bij Jehovah één dag als duizend jaren is en duizend jaren als één dag” (2 Petrus 3:8). Aangezien Jehovah eeuwig leeft en niet aan tijd gebonden is, verschilt hij van mensen, die hun doeleinden in enkele korte jaren moeten verwezenlijken. Omdat hij het verleden, het heden en de toekomst volledig kan overzien, kan hij op de meest geschikte tijd handelen, de tijd die voor het grootste aantal mensen redding en leven tot gevolg zal hebben. En daar hij de macht bezit om de doden op te wekken, kan al het leed dat hun vroeger is aangedaan, uitgewist en ongedaan gemaakt worden. — Lukas 20:37, 38.
24. (a) Is God, als Heerser van het uitgestrekte universum, niet geïnteresseerd in deze betrekkelijk onbeduidende planeet? (b) Waarom strekt het God meer tot eer wanneer mensen hem gehoorzamen dan wanneer de sterren en planeten overeenkomstig zijn wil werkzaam zijn?
24 Jehovah God, die de Heerser en Bestuurder van het uitgestrekte sterrenuniversum is, in vergelijking waarmee de aarde slechts een stofje is, is niet minder geïnteresseerd in dit „stofje”. Hij stelt er belang in de volledige soevereine heerschappij over zijn met verstand begaafde schepselen in hemel en op aarde uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij gelukkig zijn. Te heersen over intelligente, levende schepselen, die zich vrijwillig en bewust aan zijn soevereiniteit onderwerpen, strekt God en de pracht van zijn heerschappij veel meer tot heerlijkheid dan wanneer de niet met verstand begaafde, onbezielde sterren hem gehoorzamen door zich in hun vastgestelde banen te bewegen. Het is deze soort van harmonie onder met verstand begaafde schepselen die hij voornemens is te herstellen (Psalm 66:3, 4). En om dit tot stand te brengen, zal God niets meer of minder doen dan absoluut noodzakelijk is.
25. Wat is de belangrijke vraag die wij vervolgens dienen te beschouwen?
25 Maar hoe is de disharmonie ontstaan, zodat God handelend moet optreden om de vrede op aarde te herstellen? Het antwoord op deze vraag helpt ook vele andere vragen op te lossen, zoals: ’Waarom is het kwaad toegelaten?’ ’Waarom zo lang?’ Het is voor ons van het grootste belang een juist en grondig begrip hiervan te krijgen. Laten wij de kwestie onderzoeken.
[Studievragen]
[Illustratie op blz. 39]
Een goede vader redeneert met zijn zoon, in het besef dat de jongen zelf beslissingen moet nemen. Evenzo erkent God dat zijn met verstand begaafde schepselen een vrije wil hebben
[Illustratie op blz. 45]
Vanaf onze geboorte kent God onze eigenschappen en individuele behoeften; hij kan de juiste soort van heerschappij voor de gehele mensheid verschaffen