Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het einde van ziekte en dood

Het einde van ziekte en dood

Hoofdstuk 15

Het einde van ziekte en dood

1. Waartoe heeft vrees voor de dood mensen dikwijls gebracht?

VAN alle dingen die droefheid en lijden over de mensheid hebben gebracht, nemen ziekte en dood wel de voornaamste plaats in. Zelfs de vrees voor de dood heeft mensen in een vorm van knechtschap gehouden, en velen hebben zich er door bedreiging met de dood toe laten brengen dingen te doen waardoor zij hun geweten geweld aandeden — bijvoorbeeld onder het naziregime, toen sommige mensen door schrikaanjaging hun eigen vrienden hebben verraden (Hebreeën 2:15). Wat een verademing zal het voor de mensheid betekenen wanneer deze vijanden, ziekte en dood, teniet zijn gedaan! — 1 Korinthiërs 15:26.

2, 3. (a) Welke andere ongewenste dingen zullen uitgebannen worden wanneer de dood teniet wordt gedaan? (b) Waarvan worden wij nu reeds door Gods belofte om de dood teniet te doen, bevrijd?

2 Alleen de Schepper kan de mensen uit deze droevige situatie helpen. En hij heeft niet alleen beloofd dit te zullen doen, maar hij heeft ook het fundament gelegd op grond waarvan de dood onder de heerschappij van de „nieuwe hemelen”, die worden gevormd door Jezus Christus en zijn medekoningen en -priesters, volledig en voorgoed uitgebannen zal worden. God belooft de mensheid dat hij „elke traan uit hun ogen [zal] wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn”. En ten einde ons geloof en zekerheid dienaangaande te verschaffen, voegt hij eraan toe: „Deze woorden zijn getrouw en waarachtig” (Openbaring 21:4, 5). Wanneer ziekte en dood teniet worden gedaan, zullen ook de verzwakkende gevolgen van de ouderdom, die gepaard gaat met een gerimpelde huid en grijs haar, verdwijnen.

3 Wanneer wij deze goddelijke belofte kennen en geloven, wordt hierdoor veel van de droefheid die de dood met zich brengt, weggenomen. Wij zullen niet ’treuren gelijk de overigen, die geen hoop hebben’. — 1 Thessalonicenzen 4:13.

GEEN NIEUWE HOOP

4. Waarom kunnen wij zeggen dat de hoop dat de dood teniet gedaan zal worden, geen nieuwe hoop is?

4 Deze hoop is niet nieuw. Mannen en vrouwen die God duizenden jaren geleden dienden, hadden deze hoop reeds, die hen vertroostte en versterkte. Hoewel zij wisten dat zij zouden sterven, geloofden zij ook dat God hun door middel van een opstanding de gelegenheid zou geven eeuwig leven te ontvangen. Sommigen van deze getrouwe mensen waren in werkelijkheid ooggetuigen van opstandingen die God door bemiddeling van zijn profeten en door bemiddeling van Jezus en de apostelen verrichtte. Natuurlijk zijn deze uit de doden opgewekte personen ten slotte weer gestorven. Maar de dienstknechten van God die destijds leefden, verwachtten een „betere opstanding” onder het Messiaanse koninkrijk, wanneer men niet meer zal hoeven te sterven, behalve wegens opzettelijke ongehoorzaamheid. — Hebreeën 11:16, 35.

5. Welk bewijs hebben wij dat Abraham, Job en Daniël de verzekering hadden dat zij, wanneer zij stierven, niet voor altijd dood zouden blijven?

5 Abraham toonde op een in het oog springende wijze geloof in de opstanding (Hebreeën 11:17-19). De getrouwe en volhardende Job sprak erover dat hij in Sjeool, het graf, zou verblijven en dat God op Zijn bestemde tijd aan hem zou denken (Job 14:13). En toen de profeet Daniël om begrip vroeg in verband met de profetie die hij voor de verre toekomst moest optekenen, welke profetie in „de tijd van het einde” vervuld zou worden, zei Gods engel tot hem: „Gij zult rusten, maar gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen.” Daniël 12:8, 9, 13.

WIE ZULLEN EEN AARDSE OPSTANDING ONTVANGEN?

6. (a) Welke twee algemene groepen van mensen zullen een aardse opstanding ontvangen? (b) Hoe zal de houding zijn van de opgestane personen die vóór hun dood dienstknechten van God zijn geweest?

6 De opstanding uit de dood zal slechts de eerste stap zijn in Gods voornemen de gestorvenen te herstellen. Zij zullen na de vernietiging van het huidige goddeloze samenstel van dingen uit het graf te voorschijn komen en zullen verwelkomd en ontvangen worden door de „grote schare” overlevenden van de „grote verdrukking”. Er zullen twee groepen van personen zijn die tot leven op aarde worden teruggebracht: (1) Mensen die zich in het verleden getrouw aan God hebben betoond, onder andere degenen die in het elfde hoofdstuk van Hebreeën worden genoemd, en (2) degenen die vóór hun dood nooit dienstknechten van God zijn geweest. De apostel Paulus zei dat „er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). De eerste groep zal er geen moeite mee hebben Gods voorzieningen voor leven door middel van het offer van Christus te leren kennen en te aanvaarden. Zij zullen de dan bestaande wetten graag gehoorzamen. Zulke getrouwen worden nu reeds, terwijl zij zich nog in het graf bevinden, door God als ’levend’ beschouwd, omdat hij hen beslist uit de dood zal opwekken. — Lukas 20:37, 38.

7. Wat zal er gedaan worden voor de uit de doden opgewekte personen die God in het verleden niet hebben gediend?

7 Mensen die God vroeger niet hebben gediend, zullen na hun opstanding Jehovah, de ware God, en zijn goedgunstige voorzieningen door bemiddeling van Jezus Christus moeten leren kennen. De „grote schare” overlevenden van de verdrukking zal de verantwoordelijkheid hebben hen te onderwijzen (Romeinen 10:14). Deze mensen zal het goede nieuws bekendgemaakt moeten worden, want God heeft gezegd dat „in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de grond [in het graf] zijn, en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader”. — Filippenzen 2:10, 11.

8. Zullen de uit de doden opgewekte personen geoordeeld worden op grond van datgene wat zij in het verleden hebben gedaan, of op grond waarvan?

8 De uit de doden opgewekte personen zullen gehoorzaam moeten zijn aan de dan geldende wetten, en zij zullen geoordeeld worden „op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, overeenkomstig hun daden” (Openbaring 20:12). De „boekrollen” bevatten klaarblijkelijk de openbaring van Gods wil voor de mensheid gedurende die duizendjarige periode.

VOLMAAKTHEID NIET ONMIDDELLIJK BEREIKT

9. Wat zal de situatie van de „grote schare” zijn?

9 De leden van de „grote schare” zullen niet onmiddellijk nadat de „grote verdrukking” voorbij is, tot volmaaktheid worden gebracht. Maar zij overleven de vernietiging van dit samenstel van dingen wegens hun geloof en gehoorzaamheid, en vormen het „fundament” van de „nieuwe aarde” (Openbaring 7:14-17; vergelijk Jesaja 51:16). Zij zullen er dus ongetwijfeld mee voortgaan de weg der getrouwheid te bewandelen en zullen snelle vorderingen tot volmaaktheid maken wanneer zij datgene nakomen wat in de „boekrollen” geschreven staat. — Psalm 37:30, 31.

10. Wat zal er gedaan worden in verband met grote handicaps die zowel de leden van de „grote schare” als degenen die uit de doden worden opgewekt, hebben gehad?

10 Hoe staat het met de leden van deze „grote schare” die ernstige handicaps hebben, zoals een hartkwaal, verlamming, blindheid, het gemis van armen of benen, enzovoort? Het is redelijk te geloven dat zij vroegtijdig van deze gebreken genezen zullen worden. Toen Jezus op aarde was, heeft hij dergelijke genezingen bij wijze van illustratie verricht. Hij genas ogenblikkelijk verdorde handen en armen, herstelde ogenblikkelijk verlamde ledematen en deed blinde ogen ogenblikkelijk weer zien. Deze lichaamsdelen herstelden niet geleidelijk (Lukas 6:8-10; Johannes 5:5-9). Evenzo is het logisch dat de mensen in de opstanding met een gaaf lichaam zullen terugkomen. Dit was ook zo met al degenen die volgens het bijbelse verslag uit de doden werden opgewekt (Lukas 8:54, 55). Lazarus bijvoorbeeld was reeds gedeeltelijk tot ontbinding overgegaan, maar hij kwam gaaf en gezond uit het graf te voorschijn (Johannes 11:39-44). In de oudheid deed God zijn volk, dat hij voornemens was naar hun land terug te brengen, de volgende belofte: „Niemand die daar woont, zal zeggen: ’Ik ben ziek.’ Het volk dat in het land woont, zal vergiffenis van zijn dwaling hebben ontvangen.” De mensen zullen, ook al zijn zij nog niet volmaakt, in staat zijn een normaal leven te leiden. — Jesaja 33:24.

HOE VOLMAAKTHEID TOT STAND KOMT

11. (a) Hoe zal volmaaktheid worden bereikt? (b) Waarom zal er eerst een geestelijke verandering moeten worden aangebracht voordat lichamelijke genezing plaatsvindt?

11 Volledige volmaaktheid naar lichaam zal kennelijk echter pas tot stand komen wanneer iemand, wegens zijn geloof in Christus, in geestelijk opzicht vorderingen maakt in ’het aandoen van de nieuwe persoonlijkheid’. Ook al is iemand van grote handicaps genezen, dan zal hij toch naarmate hij datgene beoefent wat juist is, steeds dichter naar de volmaaktheid groeien. Hij zal geregeld voordeel trekken van Gods voorziening voor genezing door middel van Christus’ zoenoffer (Openbaring 22:2). Christus zal barmhartig al zijn onvolmaaktheden uitwissen. Deze geestelijke verandering zal eerst moeten worden aangebracht, aangezien zonde de oorzaak van de dood is, en iemand kan pas volmaakt naar lichaam zijn, wanneer de zonde volledig uit zijn persoonlijkheid verwijderd is. De bijbel verbindt ziekte altijd met zonde. — Lukas 5:18-25; 1 Korinthiërs 15:56; Romeinen 6:23.

12. Welke strijd moet iedere dienstknecht van God thans voeren om zijn persoonlijkheid te hervormen, en waarom?

12 De apostel Paulus beschrijft de „strijd” die thans gevoerd wordt door een ieder die zijn persoonlijkheid tracht te hervormen ten einde God volledig te behagen. Hij zegt: „Wat ik wens, beoefen ik niet, maar wat ik haat, dát doe ik. . . . Het goede dat ik wens, doe ik niet, maar het slechte dat ik niet wens, dát beoefen ik. . . . [Nu] bewerk ík het niet meer, maar de zonde die in mij woont” (Romeinen 7:15-20). Door overerving zijn alle mensen voortgebracht „met dwaling”, in zonde (Psalm 51:5). Ook hebben allen gedurende hun eigen levensloop die zonde vermeerderd, daar de omgeving een verkeerde invloed op hen heeft gehad.

13. Wat kan iemand doen in verband met (a) de slechte neigingen die hij uit zijn omgeving heeft ’overgenomen’? (b) de slechte neigingen die hij heeft overgeërfd?

13 Iemand kan zich zelfs in deze tijd met behulp van Gods Woord, Zijn geest en zijn eigen omgang met Gods dienstknechten werkelijk ontdoen van de dingen die hij uit zijn omgeving heeft ’overgenomen’. Het is echter anders gesteld met de dingen die uit zijn genetische structuur voortvloeien, die in fysiek en mentaal opzicht een deel van hem zijn. Hij kan er weliswaar behoorlijk in slagen tegen deze fouten te strijden, want de apostelen vertellen ons dat wij ’onze geest kunnen hervormen’, ’de nieuwe persoonlijkheid kunnen aandoen’, ’de vruchten van de geest kunnen voortbrengen’, ’een goed geweten kunnen behouden’ en ’een voortreffelijk gedrag kunnen bewaren’ (Romeinen 12:2; Efeziërs 4:24; Galáten 5:22, 23; 1 Petrus 3:16; 2:12). Maar louter door zulke krachtsinspanningen kunnen wij deze slechte overgeërfde neigingen niet volledig uitwissen. De apostel zei over zijn situatie: „Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat? God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer! Zo ben ik dan zelf met mijn verstand een slaaf van Gods wet, maar met mijn vlees van de wet der zonde.” — Romeinen 7:24, 25.

14. (a) Wat kan een christen, wanneer hij door overgeërfde zwakheden zondigt, doen om in Gods gunst te blijven? (b) Hoe zal iemand ten slotte van alle overgeërfde zwakheden, die tot zonde en ellende leiden, worden bevrijd?

14 Een christen kan nu reeds door geloof in Jezus Christus en het offer dat hij voor onze dwalingen heeft gebracht, vergeving van zijn zonden ontvangen. En wanneer hij om vergiffenis heeft gebeden, moet hij vervolgens ook zijn best doen om zich met de juiste handelwijze in overeenstemming te brengen. Hij kan nooit verslappen in de strijd tegen verkeerde neigingen, en met behulp van Gods geest hoeft het geen verliezende strijd te zijn. Zijn geweten kan zuiver zijn (Romeinen 8:2, 11-13; Hebreeën 9:14). Maar in het nieuwe samenstel van dingen zal Christus de volledige voordelen van zijn offer aanwenden, zodat de overgeërfde zwakheden, de genetische ’verkeerde informatie’ die men van zijn voorouders heeft ontvangen, gecorrigeerd zullen worden. Men zal in elk opzicht genezen worden. Wat een verademing! Wat een bevrijding wanneer men in staat zal zijn te allen tijde precies het goede te doen dat men in zijn hart wenst te doen! God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus!

15. (a) Wanneer zal het iemand geen strijd meer kosten om te allen tijde het juiste te doen? (b) Hoe beklemtoont de apostel Paulus dit punt in 1 Timótheüs 1:8, 9? (c) Hoe blijkt in het geval van Jezus dat iemand die rechtvaardig is, geen wetstelsel nodig heeft waardoor dingen als moord, diefstal, enzovoort, verboden worden?

15 Gedurende de duizendjarige regering van Christus kan iemand dus geleidelijk aan steeds minder gebukt gaan onder zondige neigingen. Hij zal steeds meer het juiste doen. Wanneer vervolgens de volmaaktheid is bereikt, zal het geen strijd meer kosten om het juiste te doen. Het zal een vanzelfsprekende zaak zijn het juiste te doen. Men zal geenszins geneigd zijn te stelen, immoraliteit te bedrijven, te haten of anderen te belasteren. De apostel Paulus zei over de Mozaïsche wet, waarin maatregelen tegen deze dingen waren getroffen: „Nu weten wij dat de Wet voortreffelijk is, mits men haar op wettige wijze hanteert, in de wetenschap dat de wet niet voor een rechtvaardig mens wordt afgekondigd, maar voor wettelozen en weerspannigen, goddelozen en zondaars” (1 Timótheüs 1:8, 9). Iemand die volmaakt is, heeft geen wet nodig om hem voor deze goddeloze dingen te waarschuwen. Toen Jezus op aarde was, was het voor hem iets vanzelfsprekends het juiste te doen. Hij ’had rechtvaardigheid lief en haatte wetteloosheid’ (Hebreeën 1:9). Hij reageerde snel en vanuit het hart wanneer het erop aankwam het goede te doen en het slechte te verwerpen. Beschouwt u het verslag maar eens waarin verteld wordt hoe hij door Satan werd verzocht en ook het verslag over Petrus’ mislukte poging om Jezus ervan af te brengen de weg die God voor hem had uitgestippeld, te bewandelen. — Matthéüs 4:1-11; 16:21-23.

DE MENSEN UIT DE OPSTANDING ONTVANGEN

16. (a) Zullen uit de doden opgewekte personen voor zichzelf en hun vrienden herkenbaar zijn? (b) Met welke bedoeling brengt God iemand door middel van een opstanding op aarde terug? (c) Zal datgene wat een uit de doden opgewekte persoon in het verleden heeft gedaan, hoewel hij niet op grond van zijn vroegere daden geoordeeld zal worden, van invloed zijn op zijn leven na de opstanding?

16 Wanneer God de doden opwekt, zal hij elke persoon nauwkeurig met zijn gehele vroegere levenspatroon, persoonlijkheid en geheugen „herscheppen”. De persoon zal weten wie hij is. En anderen die hem vroeger hebben gekend, zullen hem aan zijn uiterlijke verschijning en karakteristieke trekken herkennen. Hij kan dan na de onderbreking die door zijn dood werd veroorzaakt, het leven hervatten, terwijl hij dezelfde motivaties, neigingen en trekken bezit die hij vroeger aan de dag heeft gelegd. Zijn vroegere zonden en fouten zullen echter niet als beschuldigingen tegen hem worden ingebracht. Waarom niet? Omdat God hem op aarde terugbrengt om hem de gelegenheid te geven voordeel te trekken van Christus’ offer en van zonde bevrijd te worden. Niettemin zal datgene wat de persoon in het verleden heeft gedaan, indien dit slecht was, van invloed zijn op zijn persoonlijkheid, en de daaruit voortspruitende slechte trekken zullen overwonnen moeten worden. Hoe onrechtvaardiger zijn levenswandel in het verleden is geweest, des te meer zal hij moeten veranderen. Sommigen zullen wellicht geen voordeel trekken van de gelegenheid te veranderen. — Jesaja 26:10.

17. Als iemand eeuwen geleden gestorven is, zal de tijd die er tussen zijn dood en zijn opstanding is verstreken, hem dan lang toeschijnen?

17 Voor de persoon die uit de dood wordt opgewekt, zal de tijd dat hij dood is geweest, slechts als een ogenblik schijnen, aangezien de dood een toestand van niet-bestaan is. In de bijbel wordt de dood met een diepe slaap vergeleken (Johannes 11:11-14; 1 Thessalonicenzen 4:13, 14; Prediker 9:5, 10). Duizenden jaren, of een dag, zullen slechts als een ogenblik schijnen. Voor degene die uit de dood wordt opgewekt, zal het zijn alsof hij door een deur vanuit het huidige goddeloze samenstel van dingen het rechtvaardige, ordelijke nieuwe samenstel van dingen binnengaat.

18. (a) Wat zullen de uit de doden opgewekte personen moeten leren? (b) Hoe zullen degenen die uit de doden worden opgewekt, logischerwijs niet in een volslagen onbekende wereld worden teruggebracht, waar een ’communicatiekloof’ zou bestaan?

18 Natuurlijk zal iemand die vele jaren geleden is gestorven, verbaasd zijn dat alles op aarde zo veranderd is. Hij zal er door de leden van de „grote schare” over ingelicht moeten worden wat God in die tussentijd allemaal gedaan heeft, vooral dat hij Zijn Zoon als zoenoffer heeft gegeven. Hij zal ook vernemen hoe de goede toestanden een resultaat zijn van Christus’ Koninkrijksheerschappij. Het zou in harmonie met Gods liefderijke goedheid zijn, aan te nemen dat gezinsleden en vrienden hun geliefde gestorvenen zullen kunnen terugontvangen, evenals dit het geval was met de opstandingen die in de bijbel worden vermeld (Lukas 7:12-15; 8:49-56; Hebreeën 11:35). Vervolgens zullen deze uit de doden opgewekte personen, na een periode van training, op hun beurt in staat zijn hun geliefden die nog dood zijn en die daarna teruggebracht zullen worden, te ontvangen en te helpen. Aldus zal niemand in een volslagen onbekende wereld worden teruggebracht, maar zal men veeleer een warm onthaal vinden in een gezelschap waar geen ’communicatiekloof’ bestaat. Dit proces zal voortgang vinden totdat alle losgekochte doden ten slotte zijn opgewekt. Wat een vreugdevolle tijd zal dat zijn!

GOD WORDT ’ALLES VOOR IEDEREEN’

19. Wanneer zullen de aardbewoners eeuwig leven ontvangen, hoewel door Christus’ duizendjarige heerschappij volmaaktheid tot stand gebracht zal worden?

19 Aan het einde van de duizend jaar zal het laatste spoor van zonde en hetgeen eruit voortvloeit, de dood, teniet zijn gedaan (1 Korinthiërs 15:26). Wil dit echter zeggen dat alle dan op aarde levende mensen die aldus de volmaaktheid hebben bereikt, niet meer kunnen zondigen? Neen, want de bijbel onthult dat personen die deze staat bereiken, pas van eeuwig leven verzekerd zullen zijn wanneer zij zich getrouw hebben betoond gedurende een laatste aanval door Satan de Duivel. Wanneer door toedoen van Christus’ koningschap en priesterschap de mensheid tot volmaaktheid is hersteld, geeft Christus het Koninkrijk terug aan God, en de mens bevindt zich dan weer in dezelfde verhouding tot God als eertijds Adam. De situatie is dan hersteld tot wat ze was in het begin, en alleen God zal dan bepalen wat de uiteindelijke, eeuwige bestemming van een ieder zal zijn. God laat deze aanval door Satan en zijn demonenhorden toe.

20. Welke beproeving zal aan het einde van de duizend jaar over de volmaakte aardbewoners komen?

20 In Openbaring 20:7-10 wordt beschreven op welke wijze de aardbewoners worden beproefd: „Zodra nu de duizend jaren geëindigd zijn, zal Satan uit zijn gevangenis [de afgrond, waarin hij vlak voor het begin van de duizend jaar was geworpen] worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de natiën te misleiden die aan de vier hoeken van de aarde zijn, Gog en Magog, om hen ten oorlog te vergaderen. Het aantal van hen is als het zand der zee [een niet bekendgemaakt en derhalve door mensen niet vast te stellen aantal]. En zij trokken op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen. En de Duivel, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd, waar zowel het wilde beest als de valse profeet reeds waren. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid.” — Vergelijk Openbaring 20:1-3.

21. (a) Welke strijdvraag zal opnieuw worden opgeworpen? (b) Hoe zal de afloop zijn?

21 Deze profetie onthult dat sommigen van de dan op aarde levende mensen zich zullen aaneensluiten om de getrouwen op aarde aan te vallen. Zij zullen hier door Satan en zijn demonen toe worden aangezet. Waarom zouden volmaakte personen dit doen? Net als Adam en Eva kiezen zij de weg van onafhankelijkheid aan God. Zij zijn ervan overtuigd dat zich nu de gelegenheid hiertoe voordoet. Satan doet aldus een ’laatste wanhopige poging’ om zijn strijd in verband met de grote strijdvraag die hij oorspronkelijk had opgeworpen, namelijk de strijdvraag inzake de rechtmatigheid van Gods heerschappij, te winnen. Hij faalt, want de getrouwen, die ongetwijfeld de grote meerderheid der mensheid zullen vormen, blijven standvastig. Vervolgens worden Satan en degenen die hem volgen, in het „meer van vuur” geslingerd. Dit is de „tweede dood”, waar zij tot in alle eeuwigheid in ’pijniging’ worden gehouden (gevangenbewaarders werden in de oudheid „pijnigers” genoemd [Matthéüs 18:34, Statenvertaling]). Zij worden voor eeuwig in een toestand van niet-bestaan ’opgesloten’.

22. (a) Hoe kan God degenen die onder de laatste beproeving getrouw blijven, veilig eeuwig leven op aarde garanderen? (b) Welk voorbeeld hebben wij dat God iemand zo grondig kan kennen dat hij er zeker van kan zijn dat die persoon nooit zal zondigen?

22 Degenen die getrouw pal zijn blijven staan voor Gods heerschappij of soevereiniteit, zullen dan eeuwig leven ontvangen. Zij zullen ’tot leven komen’, dat wil zeggen, hun zal werkelijk leven verzekerd worden (Openbaring 20:4-6). Aldus wordt God ’alles voor iedereen’ (1 Korinthiërs 15:28). Maar hoe kan God veilig garanderen dat zij voor eeuwig zullen leven? Omdat hij degenen die hem liefhebben en die zich nimmer van hem zullen afkeren, grondig kent. Dat God dit vermogen bezit, blijkt bijvoorbeeld in het geval van Jezus Christus. God kende hem zo grondig en volledig, dat hij kon voorzeggen dat Christus onder elke beproeving getrouw zou blijven. God liet zijn profeten zelfs van tevoren vele van de details optekenen in verband met dingen die Christus onder zwaar lijden in gehoorzaamheid aan God zou doen. — Jesaja 53:7, 11; Psalm 40:7-10; 45:7.

GODS VOORNEMEN TEN AANZIEN VAN DE AARDE VERWEZENLIJKT

23. Hoe zal men van het leven kunnen genieten, terwijl men volop de gelegenheid zal hebben om zijn talenten en bekwaamheden tot het welzijn van allen op aarde aan te wenden?

23 Hoewel het dus tijd heeft gevergd, zal Gods voornemen ten aanzien van de aarde op glorierijke wijze worden verwezenlijkt. De aarde zal een schitterend paradijs zijn, gevuld met mensen die God loven en liefde jegens elkaar tonen. Maar zal de aarde dan overvol worden? Neen, wij kunnen er zeker van zijn dat God weet hoeveel mensen er op gerieflijke wijze op aarde kunnen wonen. Hij kan er dus voor zorgen dat er ruimschoots voldoende plaats is voor bergen en zeeën, alsook voor het in het wild levend gedierte, en dat er dan nog voldoende plaats overblijft voor schoonheid en recreatie. Hij zal alles zo regelen dat men geen gevoel van overbevolktheid zal hebben, zoals dit thans in grote steden het geval is. Het leven zal aangenaam zijn, zonder dat ooit de harmonie onder de mensen wordt verstoord. Maar aangezien zij zullen verschillen in persoonlijkheid en in gaven of talenten en bekwaamheden, zullen er eindeloze perspectieven van interesses en genoegens zijn waarin men zich in hun gezelschap kan verheugen. De vele terreinen van activiteit zullen gelegenheid bieden voor boeiende studie, researchwerk en initiatief, en dat met een werkelijk, blijvend doel. Een ieder zal zijn talenten en bekwaamheden tot het gemeenschappelijk welzijn kunnen bijdragen en zal de energie en de tijd hiervoor hebben. — Vergelijk Jesaja 40:29-31 en het beginsel dat in Prediker 5:18-20 tot uitdrukking wordt gebracht.

24. (a) Hoe zal de verhouding tussen mens en dier dan zijn? (b) Zullen er ernstige ongelukken gebeuren?

24 Toen God de man en de vrouw schiep, gebood hij hun de aarde te onderwerpen en heerschappij over de dierlijke schepping uit te oefenen (Genesis 1:28). De aarde werd de mens als een geschenk gegeven — als zijn tehuis (Psalm 115:16). De mens zal daarom weten hoe hij voor de aarde moet zorgen en hoe hij op juiste, liefdevolle wijze heerschappij over de dieren moet uitoefenen. De dieren zullen de vrienden van de mens zijn en zullen de heerschappij van de mens op instinctieve wijze respecteren. God toonde dit toen hij het Israël uit de oudheid uit ballingschap in Babylon terugbracht (Hosea 2:18). Daar de mens dan volledig over zijn vermogens zal beschikken en al zijn zintuigen zal aanwenden, zal hij geen ernstige ongelukken maken. Kijk maar eens naar de dieren in hun natuurlijke woongebied. De vleermuis, met zijn „sonar”-uitrusting, vliegt in het donker en gaat feilloos zelfs voorwerpen zo fijn als een pianosnaar uit de weg. Een vogel maakt een volmaakte landing op een tak of twijg. Ze zijn volledig toegerust voor het leven dat ze leiden, en ze genieten van het leven. Met veel krachtiger reden kunnen wij ervan verzekerd zijn dat de mens, die superieur is aan de dieren, zich volmaakt thuis zal voelen in zijn omgeving.

25. Waarom zal het leven dan nooit saai of eentonig worden?

25 Werk zal dan een vreugde zijn. De mens zal niet ’in het zweet van zijn aangezicht’ brood hoeven te eten, zoals dit aan Adam werd gezegd nadat hij had gezondigd (Genesis 3:19). Door middel van werk en het gebruik van al hun vermogens zullen de mensen waardevolle, zinvolle doeleinden nastreven. Zoals werd afgeschaduwd door het volk Israël uit de oudheid wanneer zij de Wet gehoorzaamden, zal men volop tijd hebben voor omgang met zijn naaste en meest intieme vrienden, en tevens om nieuwe vrienden te leren kennen. Over de gehele aarde zal men dus vrienden hebben die altijd vrienden zullen blijven. Dit alles zal het resultaat zijn van het feit dat men degenen tot zijn vrienden heeft gemaakt die de mensheid het meest liefhebben, namelijk Jehovah God en zijn Zoon Jezus Christus. — Johannes 15:14.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 169]

Toen Jezus Christus op aarde was, heeft hij gestorvenen weer tot leven gebracht