Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Voortreffelijke gaven waardoor de God van liefde wordt geopenbaard

Voortreffelijke gaven waardoor de God van liefde wordt geopenbaard

Hoofdstuk 8

Voortreffelijke gaven waardoor de God van liefde wordt geopenbaard

1, 2. Welke vragen zouden bij iemand kunnen opkomen wanneer hij de bijbelse verklaringen in Psalm 25:8 en Markus 10:18 leest?

HOE weten wij dat God goed is? Waarom zou de Almachtige God niet net zo goed slecht kunnen zijn, of op zijn minst iets slechts in zich kunnen hebben? Hoe weten wij dat hij alleen maar het goede met de mensheid voor heeft?

2 Dit zijn vragen die bij iemand zouden kunnen opkomen wanneer hij de verklaring van de psalmist leest: „Goed en oprecht is Jehovah”, alsook Jezus’ woorden: „Niemand is goed, behalve één, God.” — Psalm 25:8; Markus 10:18.

3-5. (a) Welke eigenschap zou God moeten bezitten, wil hij goed zijn? (b) In welke twee dingen zou hij voor zijn met verstand begaafde schepselen moeten voorzien? Waarom?

3 Wil God goed zijn, dan moet hij stellig een God zijn die zich om zijn schepping bekommert, om ieder deel ervan. In de eerste plaats zou hij een God zijn die voor de instandhouding van zijn schepping zorgt.

4 In de tweede plaats moet God, indien hij goed is, meer verschaffen dan slechts de stoffelijke dingen die zijn schepping nodig heeft om in leven te blijven. Dit zou vooral zo zijn in het geval van de mensheid, want mensen verlangen meer van het leven dan slechts te bestaan. Gods met verstand begaafde schepselen zijn klaarblijkelijk niet gemaakt om een saai, eentonig leven te leiden. God moet er derhalve regelingen voor treffen dat ’s mensen geest door middel van de vijf zintuigen wordt gevoed. De mensen gebruiken deze zintuigen niet slechts om in leven te blijven. Zij bezitten het vermogen om hun omgeving te waarderen en ervan te genieten. Ja, mensen hebben medelijden met een persoon die het gezicht, het gehoor of de reuk- en smaakzintuigen moet missen, omdat hij dan verstoken is van genoegens die tot de levensvreugde bijdragen.

5 ’s Mensen tehuis, de aarde, moet derhalve de dingen hebben die het leven aangenaam maken. Wat tonen de feiten in dit verband?

DINGEN DIE ONS IN VERRUKKING BRENGEN

6, 7. Hoe zijn vruchtbomen een bewijs van Gods goedheid?

6 Beschouw het wonder van een vruchtboom eens. Zulke bomen zijn letterlijk fruit-„fabrieken”. Hun takken hangen zwaar van een verbazingwekkende oogst aan voedzame produkten. En deze fruit-„fabrieken” werken stil en zonder vervuiling, rook, straling of rustverstoring. Ze produceren niet alleen voedsel, maar zijn tevens een lust voor het oog. Het is een genot om in een boomgaard te wandelen. De bomen bieden verkoelende schaduw, terwijl ze tevens de atmosfeer verfrissen, aangezien ze zuurstof en, dikwijls, een heerlijke geur geven.

7 Bovendien zijn hun vruchten meer dan slechts voedsel. Ze zijn verrukkelijk, een genot om te eten, zoals gezegd kan worden van al het voedsel dat God heeft verschaft. Welk mens zou ooit de smaak van een perzik, een sinaasappel, een kers, een appel, een banaan of een mango kunnen bedenken of uitvinden? De mens kan op zijn hoogst slechts povere imitaties maken.

8, 9. Hoe kan muziek niets anders dan een speciale gave van een goedgunstige God zijn?

8 Muziek is nog een wonderbaarlijke gave. Ze kan de geest kalmeren. Ze kan iemand in de hoogste vervoering brengen. Ze kan iemand ernstig stemmen. Ze kan iemand tot actie aansporen. Bepaalde melodieën wekken herinneringen aan plezierige plaatsen en gebeurtenissen.

9 Wie kan precies verklaren waarom muziek zo’n duidelijk merkbare uitwerking op ’s mensen geest en hart heeft? Dat wij in staat zijn op muziek te reageren, dat wij een ingebouwd gevoel voor ritme en melodie hebben, zodat wij van muziek kunnen genieten, is werkelijk een inherente gave die wij hebben ontvangen van een Schepper die waardering voor mooie dingen heeft. En wat putten degenen die het talent bezitten om goede muziek ten gehore te brengen, bovendien niet een vreugde uit deze goddelijke gave, daar zij hun medemensen aangenaam kunnen bezighouden!

10. Zou u zeggen dat conversatie een gave is van een God die de mensheid ’naar zijn gelijkenis’ heeft gemaakt? Licht dit toe.

10 Het vermogen om te converseren, is een van de verrukkelijkste gaven. Wat zou het verschrikkelijk zijn als wij niet met elkaar zouden kunnen spreken, of als wij alleen maar zouden kunnen schrijven, of ons van tekentaal of geknor en gebrom zouden moeten bedienen. Door middel van conversatie kan de menselijke geest zich beter uitdrukken en een beter gehoor vinden dan bijvoorbeeld door middel van de gedrukte bladzijde. Niettemin zijn lezen en schrijven gaven waaruit men eveneens veel vreugde kan putten.

11. Wat zijn enkele andere gaven die louter om te leven niet absoluut noodzakelijk zijn, maar die er niettemin veel toe bijdragen dat wij van het leven genieten?

11 Dan is er in heel de schepping de enorme kleurenpracht: De schitterende en eindeloze verscheidenheid van bloemen, de prachtige zonsondergangen, die door geen schilder nagebootst kunnen worden, benevens nog talloze andere liefelijke dingen die in de grootste verscheidenheid op aarde voorkomen. Deze honderden verrukkingen zijn liefdevolle gaven waarmee wij onze zinnen, die ons zo goedgunstig zijn geschonken, kunnen strelen.

12. Wat kunnen wij antwoorden aan degenen die eraan twijfelen of er wel een Schepper bestaat en derhalve zeggen dat de dingen waarvan wij genieten, in werkelijkheid slechts een functioneel doel dienen?

12 Toch zouden sommigen die aan schepping twijfelen, nog bezwaren kunnen opperen. Zij zouden bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de geur en kleur van bloemen slechts dienen om in een noodzakelijke behoefte te voorzien, want er worden insekten door aangetrokken die de planten bestuiven. Dat is ongetwijfeld gedeeltelijk waar. Maar als dat de enige reden is waarom deze voortreffelijke gaven bestaan, waarom zijn ze dan tevens een bron van verrukking voor de mens? Waarom bevorderen ze de vrede des geestes en schenken ze ons een gevoel van welbehagen? En wie kan een zuiver functionele reden voor prachtige zonsondergangen opnoemen? Wie kan zeggen dat muziek onontbeerlijk is voor de instandhouding van het leven en niet een gave is die genot schenkt?

13. Wat kunnen wij zeggen over het feit dat veel van de functionele dingen tevens een bron van genot zijn?

13 Het feit dat veel functionele dingen in het leven tevens een bron van grote troost en genot zijn, getuigt waarlijk van de verbazingwekkende economie van God, zijn gevarieerde wijsheid en zijn liefde voor zijn schepselen.

GAVEN DIE WIJ MISSCHIEN NIET WAARDEREN

14. Hoe zijn wij ten onrechte geneigd dingen te beschouwen die wij niet zo aangenaam vinden?

14 Soms menen wij dat dingen die in onze ogen niet mooi lijken, het beschouwen niet waard zijn. Dit geldt vooral met betrekking tot insekten, die wij misschien geneigd zijn als een „plaag” te beschouwen. Maar ook in dit opzicht heeft de Schepper weer iets voortreffelijks voor ons gedaan. Juist enkele van die dingen die wij verachten, zijn in werkelijkheid een voorziening waardoor ons eindeloze uren van geestdodend werk worden bespaard, opdat wij tijd kunnen hebben om ons in de prettiger dingen te verheugen.

15. Welk voortreffelijke werk verricht de nederige regenworm ten behoeve van ons?

15 Neem bijvoorbeeld de regenworm eens. Deze nietige schepseltjes zijn absoluut onschadelijk. In een stuk land van één hectare bevinden zich soms wel meer dan vijf miljoen regenwormen. Ze werken voortdurend. Ze verplaatsen jaarlijks per hectare zo’n vijftien tot veertig ton aarde, waarbij ze tot wel 2,4 meter diep onder de oppervlakte graven. Hun lichamen verteren organische stoffen in de grond en verschaffen een rijke bron van calcium, magnesium, kalium, fosfor en nitraten, die onontbeerlijk zijn voor een gezonde plantengroei. Regenwormen dragen ertoe bij het evenwicht tussen het alkali- en zuurgehalte in de grond te bewaren. Door hun graafarbeid wordt de grond goed doorlucht en geïrrigeerd en wordt verrotting tegengegaan. Ze trekken bladeren en andere planteresten onder de grond en dragen aldus tot de verrijking van de grond bij.

16. Hoe dragen de regenworm en insekten ertoe bij dat mensen meer van het leven kunnen genieten?

16 Welnu, als de regenworm er niet was, zou de mens al dit werk moeten verrichten. Maar helaas zou de boer, met dag en nacht werken, zijn land niet zo goed voor gewassen kunnen gereedmaken als de regenworm. En de boer zou bij lange de kosten niet kunnen dragen. Dus evenals de vruchtbomen en de plantengroei de mens met weinig of geen moeite van zijn zijde tot nut zijn, kan dit ook van de regenworm worden gezegd. Bovendien is er het enorme leger van insekten, die vele saaie, eentonige karweitjes verrichten, waardoor de mens zich aan meer intellectuele en plezieriger bezigheden kan wijden.

17, 18. In hoeverre werken insekten in het belang van de mensheid?

17 Over de diensten die insekten voor de mens verrichten, zei Carl D. Duncan, hoogleraar in de entomologie en plantkunde aan het San Jose State College:

18 „Het is niet overdreven te zeggen dat insekten het karakter van de wereld van de mens in een veel grotere mate bepalen dan de mens zelf, en dat als ze plotseling helemaal van het toneel zouden verdwijnen, de wereld zo enorm zou veranderen dat het uiterst twijfelachtig is of de mens de een of andere georganiseerde maatschappij zou kunnen handhaven.”

WAT VALT ER TE ZEGGEN OVER „ONGEDIERTE” EN „PLAGEN”?

19, 20. (a) Welke belangrijke factor heeft er in werkelijkheid toe bijgedragen dat er „plagen” zijn ontstaan? (b) Welk natuurlijke proces leidt tot extra moeilijkheden wanneer bepaalde dieren, insekten en ziektebacteriën worden gedood?

19 Professor Duncan haalde ook nog een andere geleerde aan, Dr. Frank Lutz, die geschat heeft dat niet meer dan de helft van één percent van alle insekten in de Verenigde Staten „ongedierte” genoemd kan worden.

20 Bij een beschouwing van de problemen in verband met „plagen”, moet erkend worden dat de mens het evenwicht heeft verstoord. De onreinheid van de mens en de door hem veroorzaakte vervuiling hebben ertoe bijgedragen dat het ecologisch evenwicht is verstoord. Soms heeft het uitroeien van bepaalde insekten of dieren door de mens een abnormale toename in andere diersoorten tot gevolg. Pogingen om zo’n toename met behulp van vergiften te beteugelen, leiden er vervolgens toe dat de meerderheid weliswaar wordt gedood, maar er vergif-resistente exemplaren onder ze overblijven, die zich vermenigvuldigen en de populatie „overnemen”. Dit vormt een groter probleem, zoals de zogenoemde „superrat”, die alleen door zeer sterke en gevaarlijke vergiften gedood kan worden. Met bepaalde insekten en ziektebacteriën is men op soortgelijke problemen gestuit.

21. Waarom dringen zulke „plagen” dikwijls het domein van de mens binnen?

21 Wanneer het zogenaamde „ongedierte” abnormaal in aantal is toegenomen, verlaten deze dieren hun natuurlijke woongebied en dringen in grote horden het persoonlijke domein van de mens binnen. Ze doen zich te goed aan en vernietigen de voedselvoorraden van de mens en bevuilen zijn eigendommen. Ze verspreiden ziekten, gewoonlijk niet zelf, maar doordat ze ziektenaanbrengende organismen uit afval en rioolwater bij zich dragen. Dit treedt vooral aan het licht in grote steden, waar hopen afval, dat zorgeloos is weggegooid, ongedierte aantrekken en broeinesten worden van vliegen, alsmede ratten, en nu de „superratten”.

22. Hoe kunnen zelfs „plagen” een zegen zijn?

22 Maar zelfs deze nederige schepselen verrichten een dienst door een „plaag” te worden. Niet alleen ruimen ze wat van het afval op, maar hun aanwezigheid dwingt de mens ertoe iets te doen om zijn omgeving schoner te houden, zodat hij geen last zal hebben van ongedierte dat het leven miserabel voor hem maakt. Op deze wijze wordt ’s mensen onverschilligheid, luiheid en onreinheid enigszins beteugeld.

23. Wat voor goeds hebben dieren, waarvan er sommige als „ongedierte” worden beschouwd, voor de mensheid gedaan?

23 De „gezondheidsdienst” van de natuur, waar insekten, micro-organismen en grotere dieren deel van uitmaken, heeft andere dingen gedaan die de mens nooit tot stand had kunnen brengen. Deze van aas levende dieren dragen ertoe bij de bosgrond van de resten van dode takken en bomen te zuiveren. Ze ruimen de karkassen van dode dieren op. Aldus voorkomen ze vele verwoestende bosbranden en veel vervuiling en ziekten.

WAAROM WIJ ONDANKS REDENEN TOT DROEFHEID GELUKKIG KUNNEN ZIJN

24. In welke opzichten zijn de vele zo juist besproken gaven een bewijs dat God gelukkig is en wil dat wij gelukkig zijn?

24 Al deze gaven van God, en nog vele meer, te talrijk om op te noemen, verlichten de last van de mens. Ze beschermen hem ook tegen ziekten en schenken hem genot. Ze zijn derhalve een bewijs dat God werkelijk goed is en om die reden „de gelukkige God” is (1 Timótheüs 1:11). God schept vreugde in het leven, en zijn voornemen in verband met de schepping is, die vreugde met anderen te delen (Openbaring 4:11). Maar kunnen wij in het huidige samenstel van dingen werkelijk gelukkig zijn en vreugde uit ons leven putten?

25, 26. Noem één voorbeeld van een droefheid die in grote mate overwonnen kan worden wanneer wij kennis hebben omtrent Gods voornemens.

25 In dit ontwrichte samenstel van dingen ondervinden wij van tijd tot tijd droefheid. Maar wanneer wij Gods goede voornemens ten aanzien van ons begrijpen, kunnen wij, over het algemeen gesproken, gelukkig zijn.

26 Er kan zich bijvoorbeeld een sterfgeval in een gezin voordoen. Dit veroorzaakt inderdaad droefheid, want de dood is een vijand (1 Korinthiërs 15:26). Maar degenen die in God en zijn goedheid geloven, zullen niet door droefheid overmand worden. In dit verband schreef de apostel Paulus: „Broeders, [wij] willen . . . niet dat gij onwetend zijt betreffende hen die in de dood slapen, opdat gij niet treurt gelijk de overigen, die geen hoop hebben.” Vervolgens sprak Paulus op vertroostende wijze over de opstanding. — 1 Thessalonicenzen 4:13.

27. Wat is ons grootste voorbeeld van iemand die onder bedroevende omstandigheden gelukkig bleef?

27 Wij kunnen echter geneigd zijn ons door droefheid volledig van ons geluk te laten beroven. Maar in dit opzicht geeft Jehovah God ons het grootste voorbeeld. Denk eens aan de grootste uiting van zijn goedheid toen hij zijn Zoon als mens naar de aarde zond, om voor ons te sterven. Dit was iets buitengewoons. Het was geheel en al onverdiende goedheid van Jehovah’s zijde. De apostel vestigt er onze aandacht op hoe groot deze liefdevolle daad wel was, door te zeggen: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren” (Romeinen 5:8). Denkt u dat dit God niet bedroefde? Wat is bedroevender voor een vader dan zijn eigen geliefde zoon te zien sterven? Niettemin maakte het God ook zeer gelukkig de gehoorzaamheid en getrouwheid van zijn Zoon te zien, alsmede zijn bereidheid om voor de mensheid te sterven. Het schonk God ook geluk te bedenken welke voordelen dit offer voor ons zou afwerpen, in weerwil van de droefheid die het Hem en zijn Zoon veroorzaakte (Jesaja 53:10, 12). Ja, de gave van Gods eigen Zoon is wel de grootste uiting van liefde!

28. Welke uitwerking heeft het op de gevoelens van Jehovah God dat de mensheid wegens zonde in een erbarmelijke toestand verkeert?

28 En hebt u er wel eens over nagedacht welk een leed het Jehovah’s hart doet wanneer hij de mensheid, zijn schepping, ziet lijden omdat zij zijn wetten verworpen en met voeten getreden hebben? Toen de mensen in de oudheid slecht handelden en grote ellende over zichzelf en de onder hen levende dienstknechten van God brachten, ’krenkte het Jehovah in zijn hart’. — Genesis 6:6.

JEZUS, EEN VOORBEELD VAN GELUK ONDANKS LIJDEN

29. Wat ondervond Jezus gedurende zijn leven op aarde?

29 Toen Jezus Christus op aarde was, weerspiegelde hij op volmaakte wijze de persoonlijkheid en handelwijze van zijn Vader. Jezus zei: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien” (Johannes 14:9). Daarom hoeven wij God niet met onze letterlijke ogen te zien om hem te begrijpen. Was Jezus wel eens bedroefd? Profetisch werd er over hem gezegd dat hij een man was „bestemd voor smarten”, en „hij was veracht, en wij achtten hem als van geen belang”. Niettemin schepte hij vreugde in datgene wat hij tot stand bracht. Dezelfde profetie zegt: „Wegens de moeite van zijn ziel zal hij zien, hij zal verzadigd worden . . . [hij zal] velen in een positie van rechtvaardigen brengen.” — Jesaja 53:3, 11.

30. Wat bedroefde Jezus vooral?

30 Het bedroefde Jezus dikwijls dat het volk Israël, dat God had moeten kennen, door menselijke religieuze overleveringen van God vervreemd was. Hij was „diepbedroefd over de ongevoeligheid van hun hart” (Markus 3:5). Hij had medelijden met de scharen omdat „zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Matthéüs 9:36). Dit deed hem ongetwijfeld leed. Toen Jezus naar het graf van zijn vriend Lazarus ging, die zo juist was gestorven, „begon [hij] te wenen”. — Johannes 11:35.

31. Hoe toonde Jezus, ondanks vele bedroevende dingen, dat hij nooit zijn vreugde verloor?

31 Dus ook Jezus was, net als wij, af en toe bedroefd. Maar liet hij toe dat dit een domper zette op de vreugde die het hem gaf te weten dat hij het werk van zijn Vader deed? Toonde hij niet dat hij zich verheugde over de discipelen die hij onderwees en met wie hij drie jaar lang omging? Nergens lezen wij dat hij een droevige, negatieve geest jegens hen of in hun tegenwoordigheid aan de dag legde. Evenmin verzwakte of wankelde hij in zijn geloof of handelwijze. Hij wist dat in zijn hand „hetgeen het welbehagen van Jehovah is, [zou] gelukken”, en dat hij van zijn Vader „de sleutels van de dood en van Hades” zou ontvangen en daarmee te zijner tijd alle schade teniet zou doen die door de zonde en de dood wordt aangericht. — Jesaja 53:10; Openbaring 1:18; 20:13.

32. (a) Tot welke slotsom kunnen wij komen na Gods gaven beschouwd te hebben? (b) Hoe kunnen wij op onze beurt God verblijden? (Psalm 149:4)

32 Al deze dingen geven ons enigszins een beeld van Gods goedheid. Het beweegt ons hart ertoe hem na te bootsen. En het wonderbaarlijke in verband met het nabootsen van hem is, dat wij in de huidige tijd droefheid kunnen ondergaan en toch gelukkig kunnen zijn. Bovendien kunnen wij door onze gehoorzaamheid aan hem, Jehovah zelf verblijden (Psalm 149:4; Spreuken 27:11). Wij kunnen ook weten dat er een leven zal komen waarin ’noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn meer zal zijn’. — Openbaring 21:4.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 89]

God heeft ons veel gegeven wat tot de levensvreugde bijdraagt — prachtige zonsondergangen, de geur van bloemen, de smaak van voedsel, het genieten van muziek

[Illustraties op blz. 92]

Regenwormen verrichten werk dat geen boer zou kunnen evenaren