Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Abda

Abda

(A̱bda) [Dienaar (Knecht)].

1. De vader van Adoniram (1Kon 4:6). Zijn zoon Adoniram was vorst over degenen die tijdens de regering van David, Salomo en Rehabeam tot dwangarbeid verplicht waren, en is kennelijk de Adoram of Hadoram over wie in andere teksten wordt gesproken (2Sa 20:24; 1Kon 12:18; 2Kr 10:18). Abda was dus vermoedelijk een tijdgenoot van koning David.

2. Een nakomeling van Jeduthun uit de stam Levi (Ne 11:17, 18). De leviet Abda is kennelijk dezelfde als de in 1 Kronieken 9:16 genoemde „Obadja”. Hij behoorde tot de ballingen die uit Babylon naar Jeruzalem zouden terugkeren.