Abidan
(Abi̱dan) [(Mijn) vader heeft rechtgesproken].
De overste van de stam Benjamin ten tijde van de volkstelling van Israël in het tweede jaar na de uittocht uit Egypte (Nu 1:11, 16). Hij was het hoofd over de 35.400 mannen van Benjamin boven de twintig jaar, die aan de W-kant van de tabernakel gelegerd waren. — Nu 2:18, 22, 23.
Bij de voltooiing van de tabernakel en de inwijding ervan (1512 v.G.T.) werd in de loop van twaalf dagen door elke overste een even grote offergave van zilveren en gouden vaatwerk ter waarde van ongeveer $1720 gebracht, terwijl zij tevens graan, olie, reukwerk en levende have aanboden; Abidan deed dit op de negende dag (Nu 7:10, 60-65). Hij stierf tijdens de veertigjarige reis in de wildernis. — Nu 14:29, 30.