Achsa
(A̱chsa) [Voetkettinkje; Voetring].
De dochter van Kaleb, de verspieder uit de stam Juda, die hij als beloning ten huwelijk beloofde aan degene die de vesting Debir op Juda’s pasverworven gebied zou innemen. Kalebs neef Othniël, die blijkbaar na Jozua de eerste rechter werd (Re 3:9, 10), nam de stad in en kreeg als beloning zijn nicht Achsa tot vrouw. — Zie OTHNIËL.
Toen Achsa naar haar nieuwe woonplaats vertrok, vroeg zij haar vader om een extra geschenk en kreeg het ook — een uitgelezen gebied dat Hoog-Gulloth en Laag-Gulloth omvatte (Joz 15:15-19; Re 1:12-15). Achsa kan de moeder van Hathath zijn geweest. — 1Kr 4:13.