Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Adjudant

Adjudant

Het Hebreeuwse woord sja·lisjʹ (derde man, doelend op de derde krijgsman in een strijdwagen) wordt in verschillende bijbelvertalingen weergegeven met „hoofdman”, „hopman”, „officier” of „adjudant”.

Drie mannen in een Assyrische strijdwagen

Op sommige gedenktekens waarop „Hethitische” en Assyrische strijdwagens worden afgebeeld, ziet men drie mannen: de wagenmenner, de strijder met zwaard, speer of boog, en de schilddrager. Hoewel op Egyptische gedenktekens gewoonlijk geen strijdwagens met een driekoppige bezetting staan afgebeeld, wordt deze uitdrukking wel in Exodus 14:7 met betrekking tot Farao’s wagenmenners gebruikt. De derde krijgsman op de wagen, gewoonlijk degene die het schild droeg, was een helper van de bevelhebber in de strijdwagen, een adjudant. Het woord „adjudant” betekent letterlijk „iemand die helpt; assistent”.

Na te hebben vermeld dat Salomo niemand van de zonen van Israël tot slaaf maakte, zegt 1 Koningen 9:22: „Want zij waren de krijgslieden en zijn knechten en zijn vorsten en zijn adjudanten en de oversten van zijn wagenmenners en van zijn ruiters.” C. F. Keil zegt in een commentaar op deze tekst dat de uitdrukking sja·li·sjimʹ (meervoud), die in deze passage wordt gebruikt, opgevat kan worden als „koninklijke adjudanten”. — Commentary on the Old Testament, 1973, Deel III, 1 Koningen, blz. 146.

In de dagen van koning Joram van Israël belegerden de Syriërs Samaria, waardoor er na verloop van tijd hongersnood in de stad ontstond. Toen Elisa profeteerde dat er spoedig volop voedsel zou zijn, dreef Jorams speciale adjudant de spot met deze profetie. Zoals Elisa had voorzegd, zag de adjudant de vervulling van de profetie maar kreeg hij niets van het voedsel te eten doordat hij in de poort onder de voet gelopen werd, zodat hij stierf. — 2Kon 7:2, 16-20.

Op bevel van Jehu sloegen zijn hardlopers en adjudanten, onder wie vermoedelijk Bidkar, de Baälaanbidders neer (2Kon 9:25; 10:25). Pekah, een andere adjudant die in de Schrift wordt genoemd, vermoordde Pekahia, de koning van Israël, en volgde hem op de troon op. — 2Kon 15:25; zie Ez 23:15, vtn.