Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ajalon

Ajalon

(A̱jalon) [Hindenoord; Hertenoord].

1. Een stad in de Sjefela of het heuvelachtige laagland van Palestina, op een heuvel aan de Z-zijde van de prachtige laagvlakte of het dal van Ajalon. Het huidige dorpje op deze plaats wordt Yalo genoemd en ligt net ten N van de weg van Jeruzalem naar Tel Aviv-Jaffa, ongeveer 21 km ten WNW van Jeruzalem.

Laagvlakte van Ajalon. Toen Jozua tegen de Amorieten streed, gebood hij de maan om onbeweeglijk „boven de laagvlakte van Ajalon” te blijven staan

Het Dal van Ajalon is het meest noordelijke van de verscheidene dalen die de heuvels van de Sjefela doorsnijden en vormde een belangrijke pas die van de kustvlakte naar het centrale bergland voerde. Jozua bevond zich blijkbaar in de buurt van deze vlakte toen hij de zon en de maan gebood om „onbeweeglijk” boven Gibeon en boven „de laagvlakte van Ajalon” te blijven staan, terwijl hij zijn zegevierende strijd tegen de vijf Amoritische koningen die tegen Gibeon hadden gestreden, voltooide (Joz 10:12-14). Nadat Jozua Kanaän had veroverd, werd Ajalon aan de stam Dan toegewezen (Joz 19:40-42). Later werd ze als levietenstad aan de zonen van Kehath toegewezen. — Joz 21:24.

Aanvankelijk slaagden de Danieten er niet in de Amorieten uit Ajalon te verdrijven, maar het schijnt dat Efraïm uit het N hun te hulp kwam en daardoor ’drukte de hand van het huis van Jozef ten slotte zo zwaar, dat zij [de Amorieten] tot dwangarbeid werden verplicht’ (Re 1:34, 35). Dit is misschien de reden waarom Ajalon in 1 Kronieken 6:69 tot de steden wordt gerekend die aan Efraïm behoorden en die door hen aan de Kehathieten waren gegeven. (Zie evenwel het overeenkomstige geval van GATH-RIMMON nr. 1.) Later, wellicht na de scheuring van het koninkrijk, wordt Ajalon aangeduid als de stad waarin bepaalde vooraanstaande Benjaminieten woonden. — 1Kr 8:13.

Bij Ajalon behaalde Saul zijn eerste overwinning op de Filistijnen, toen Israël „de [vluchtende] Filistijnen [bleef] neerslaan, van Michmas tot Ajalon toe” (1Sa 14:31). Toen vele jaren later, na de dood van koning Salomo (ca. 998 v.G.T.), het koninkrijk in twee delen uiteenviel, versterkte diens zoon en opvolger Rehabeam de stad Ajalon en maakte haar tot een van zijn vestingen tegen het N en het W (2Kr 11:5-12). Bijna twee en een halve eeuw nadien werd Ajalon tijdens de regering van de ontrouwe koning Achaz (761–746 v.G.T.) door de Filistijnen veroverd. — 2Kr 28:18.

Ajalon wordt op een van de Amarnatabletten Aialuna genoemd.

2. Een plaats in het gebied van Zebulon, waar de uit die stam afkomstige rechter Elon werd begraven (Re 12:12). De ligging ervan kan niet met zekerheid worden vastgesteld.