Akko
(A̱kko).
Een havenstad die ook bekend is onder de namen Acre en Ptolemaïs. Ze ligt aan de N-zijde van de halvemaanvormige Baai van Akko (of Baai van Haifa [Mifraz Hefa]). Deze baai wordt gevormd door het voorgebergte van de Karmel, dat ongeveer 13 km ten Z van Akko in de Middellandse Zee uitsteekt.
In de periode van de rechters lag de Kanaänitische stad op een aardheuvel die wordt geïdentificeerd met Tell el-Fukhkhar (Tel ʽAkko), ongeveer 1 km van de baai verwijderd en 1,8 km ten O van de huidige muren van de oude stad. Tijdens de heerschappij van de Perzische wereldmacht (vanaf de 6de eeuw v.G.T.) breidde de stad zich naar het W uit en ging het schiereiland omvatten dat het N-einde van de Baai van Haifa vormt. Daar lag vanaf de Perzische tijd de haven van de stad. Gedurende het christelijke tijdperk behoorde het schiereiland reeds tot Akko en thans vormt het een deel van het stadsgebied van Akko.
Het ongeveer 39 km ten Z van Tyrus gelegen Akko was de belangrijkste havenstad aan de havenarme kust van Palestina totdat Herodes de Grote door de bouw van havenhoofden bij Cesarea een kunstmatige haven schiep. Akko was van geringere betekenis dan de Fenicische havens in het N en verschafte niet veel beschutting tegen de zeewinden. Maar toch lag de haven gunstig, want ze bevond zich dicht bij de toegang tot de vruchtbare Vlakte van Jizreël (Esdrelon), en verscheidene handelsroutes verbonden de haven met Galilea, het Jordaandal en andere plaatsen in het O. Vanuit Akko werden hout, kunstvoorwerpen en graan geëxporteerd.
Akko behoorde tot het gebied dat in het Beloofde Land aan Aser werd toegewezen, maar Aser verdreef de daar wonende Kanaänieten niet (Re 1:31, 32). Hoewel de stad in de Hebreeuwse Geschriften slechts eenmaal wordt genoemd, wordt ze in niet-bijbelse verslagen veel vaker vermeld. De naam komt verscheidene keren in de Amarnatabletten voor. Andere verslagen laten zien dat de stad door de Assyrische koningen Sanherib en Assurbanipal werd onderworpen. In de Apocriefen wordt de stad vermeld als een centrum van opstand tijdens de heerschappij van de Makkabeeën (1 Makkabeeën 5:15, 22, 55; 12:45-48; 13:12). Tegen die tijd was de naam veranderd in Ptolemaïs, een naam die zijn oorsprong vond bij Ptolemaeus II Philadelphos van Egypte.
Onder keizer Claudius werd de stad Ptolemaïs (Akko) een Romeinse kolonie, en in de dagen van de apostelen bevond er zich een groep christenen. Toen Paulus van zijn derde zendingsreis terugkeerde, ging hij in Akko (dat toen bekendstond als Han 21:7.
Ptolemaïs) aan land en bracht daar een dag bij de broeders door voordat hij naar Cesarea en Jeruzalem doorreisde. —Tegenwoordig wordt Akko in belangrijkheid overschaduwd door de moderne stad Haifa, welke direct aan de overkant van de baai ligt.