Allon-Bachut
(A̱llon-Ba̱chut) [Statige boom van geween].
Een statige boom aan de voet van Bethel, onder aan de heuvel waarop de stad lag; de boom werd zo genoemd omdat Jakob „Debora, de voedster van Rebekka,” eronder begroef. — Ge 35:8; zie GROTE BOOM, STATIGE BOOM.