Ar
[waarschijnlijk: Stad].
Een stad in Moab, wellicht de hoofdstad. Ze lag aan de Z-kant van het Arnondal, maar de precieze ligging is onzeker (Nu 21:15). Soms wordt Ar gebruikt als synoniem voor Moab (De 2:9, 18, 29). De grenzen van Moab strekten zich eens in het N tot voorbij de Arnon uit, maar dit gebied werd hun door koning Sihon van de Amorieten ontnomen (Nu 21:26-28). De Israëlieten vielen Moab niet aan, want Jehovah had hun dat verboden omdat hij „het gebied van Moab, dat wil zeggen Ar,” aan de zonen van Lot tot „een bezitting” had gegeven (De 2:9, 18, 29). Jesaja voorzei in zijn formele uitspraak over de verwoesting van Moab dat Ar te zamen met de andere voornaamste steden van Moab „tot zwijgen gebracht” zou worden. — Jes 15:1.
Aangezien de naam Ar waarschijnlijk „Stad” betekent, vermoeden sommigen dat zowel met de in Numeri 22:36 genoemde „stad van Moab” (Hebr.: ʽir Mō·ʼavʹ) als met de „stad” uit Deuteronomium 2:36 Ar bedoeld wordt.