Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Armband

Armband

Een sieraad dat om de pols of de onderarm gedragen wordt en soms een gesloten ring vormt, maar in andere gevallen open is of van een sluiting is voorzien. In oude tijden droegen zowel mannen als vrouwen armbanden, soms aan slechts één, maar nu en dan ook aan beide armen. In de oudheid werden armbanden van brons, glas, ijzer, zilver en goud vervaardigd en waren ze vaak rijk versierd, soms zelfs met edelstenen bezet.

De Hebreeën droegen armbanden, en in Palestina waren ze reeds van oudsher algemeen in gebruik. Archeologen hebben daar een groot aantal armbanden gevonden die van verschillende materialen, vooral van brons, waren vervaardigd. Abrahams knecht gaf Rebekka een gouden neusring en ook twee armbanden (Hebr.: tsemi·dhimʹ), die een gewicht van tien gouden sikkelen (114 g) hadden (Ge 24:22, 30, 47). Onder de voorwerpen die de Israëlieten als oorlogsbuit van de Midianieten hadden genomen, bevonden zich armbanden; ze behoorden tot de waardevolle dingen die de Israëlieten aan God aanboden. — Nu 31:50.

Bij monde van Ezechiël zei God in beeldspraak dat hij Jeruzalem met armbanden en andere sieraden tooide. Maar aangezien de stad die mooie voorwerpen voor het beoefenen van afgoderij had gebruikt en zich ermee had geprostitueerd, voorzei Jehovah dat hij haar zou straffen en haar deze dingen zou laten afnemen (Ez 16:11, 17, 38, 39). Armbanden (Hebr.: sjē·rōthʹ) behoorden tot de dingen waarvan Jehovah zei dat hij ze de hoogmoedige „dochters van Sion” zou afnemen. — Jes 3:16, 19.

Monarchen droegen als teken van hun koninklijke autoriteit of soevereine macht armbanden om de bovenarm (Hebr.: ʼets·ʽa·dhahʹ). De armband die koning Saul van Israël om zijn arm droeg, kan die betekenis hebben gehad. — 2Sa 1:10; Zie VERSIERING.