Artaxerxes
(Artaxe̱rxes).
Een naam of titel die in de bijbel op twee Perzische koningen wordt toegepast.
1. De Perzische heerser die de bouw van Jehovah’s tempel in Jeruzalem liet stopzetten (Ezr 4:7-24). Tussen de regering van Cyrus de Grote, die de joden toestemming gaf naar Jeruzalem terug te keren (537 v.G.T.), en de regering van Darius de Grote, die in 520 v.G.T. het verbod op de tempelbouw ophief, regeerden er vermoedelijk drie koningen: Cambyses II, zijn broer Bardiya (of mogelijk een magiër genaamd Gaumata, die zich naar verluidt voor Bardiya uitgaf en zeven maanden regeerde), en Nidintu-Bel (die na slechts twee maanden door Darius werd verslagen en gedood). Cambyses is kennelijk de in Ezra 4:6 genoemde „Ahasveros”, tot wie de tegenstanders van de tempelherbouw hun eerste protest richtten. Daarom is de vanaf Ezra 4:7 genoemde „Artaxerxes” hetzij Bardiya of Gaumata, die slechts zeven maanden heeft geregeerd (522 v.G.T.).
De inwoners van de steden van Samaria schreven aan deze Perzische koning een brief met een aanklacht tegen de joden (Ezr 4:7). Dit geschiedde toen de joden druk bezig waren met de bouw van de tempel (Ezr 4:1-3). Teneinde hun doel te bereiken, namen de tegenstanders van de joden hun toevlucht tot leugens en zeiden dat de joden destijds de stad Jeruzalem alsook haar muren aan het herbouwen waren (Ezr 4:11-16). Op grond van die valse beschuldigingen kwam „het werk aan het huis van God” stil te liggen. — Ezr 4:24.
2. Artaxerxes Longimanus, de zoon van Xerxes I, is de in Ezra 7:1-28 en Nehemia 2:1-18; 13:6 genoemde koning. Terwijl de meeste naslagwerken 465 v.G.T. aangeven als het jaar waarin hij de troon besteeg, zijn er gegronde redenen om die gebeurtenis in 475 v.G.T. te plaatsen. — Zie PERZIË, PERZEN (De regering van Xerxes en van Artaxerxes).
Artaxerxes Longimanus gaf de priester Ezra en ook Nehemia toestemming om naar Jeruzalem te reizen (Ezr 7:1-7; Ne 2:1, 7, 8). Geschiedschrijvers uit de oudheid beschrijven hem als iemand die over het algemeen een welwillende en edelmoedige persoonlijkheid bezat. Dit stemt overeen met wat Longimanus tijdens het 7de jaar van zijn regering (468 v.G.T.) deed, toen hij Ezra „heel zijn verzoek” toestond en hem in een decreet zilver, goud en vaten voor gebruik in de tempel toezegde, alsmede proviand in de vorm van tarwe, wijn, olie en zout (Ezr 7:6, 12-23; 8:25-27). Deze edelmoedige bijdrage verklaart wellicht waarom Artaxerxes in Ezra 6:14 samen met Cyrus en Darius wordt genoemd als een van degenen die er door hun bevel toe hebben bijgedragen dat de tempel ’gebouwd en voltooid’ werd, hoewel de eigenlijke bouw reeds 47 jaar voordien, in 515 v.G.T., voltooid was. Het decreet van de koning machtigde Ezra zelfs om magistraten en rechters aan te stellen, die Gods wet (alsook de wet van de koning) moesten onderwijzen en, zo nodig, overtreders de doodstraf moesten opleggen. — Ezr 7:25, 26.
In het 20ste jaar van zijn regering (455 v.G.T.) verleende Artaxerxes Longimanus Nehemia toestemming naar Jeruzalem terug te keren om de muren en de poorten van de stad te herbouwen (Ne 2:1-8). Omdat in Daniël 9:25 naar deze gebeurtenis wordt verwezen en ze in verband wordt gebracht met de tijd van de beloofde komst van de Messias, is het uitermate belangrijk vast te stellen in welk jaar het 20ste jaar van Artaxerxes valt.
In Nehemia 13:6 staat dat Nehemia in „het tweeëndertigste jaar van Artaxerxes”, dat wil zeggen in 443 v.G.T., voor enige tijd naar het hof van deze koning terugkeerde.