Asia
In de christelijke Griekse Geschriften heeft de uitdrukking „Asia” geen betrekking op het continent Azië, maar op de Romeinse provincie in het westelijke deel van Klein-Azië.
De Romeinse provincie Asia. Tot de Romeinse provincie Asia behoorden de oudere landen Mysië, Lydië, Karië en bij tijden een deel van Frygië, alsook de naburige eilanden. Asia werd dus begrensd door de Egeïsche Zee en de
provincies Bithynië, Galatië (dat een deel van Frygië omvatte) en Lycië. De precieze grenzen zijn echter wegens herhaaldelijke verschuivingen moeilijk vast te stellen.Oorspronkelijk was Pergamum in Mysië de hoofdstad, maar tijdens de regering van Augustus werd ze naar Efeze verplaatst, dat verder naar het Z ligt. In 27 v.G.T. werd Asia een senaatsprovincie en kwam het dus onder het bestuur van een proconsul te staan (Han 19:38). Het werd ook verdeeld in 9 rechtsdistricten en onderverdeeld in 44 stadsdistricten.
Lukas somt de gebieden op vanwaar de joden in 33 G.T. voor het pinksterfeest naar Jeruzalem waren gekomen en noemt daarbij Asia alsmede de provincies Kappadocië, Pontus en Pamfylië (Han 2:9, 10; vgl. 1Pe 1:1). Hij vermeldt daar Frygië apart van Asia, en dat doet hij opnieuw in Handelingen 16:6. Plinius de Oudere, een Romeins schrijver uit de 1ste eeuw G.T., deed dit eveneens (Naturalis historia, V, XXVIII, 102). Het verslag in Handelingen 16:6, 7 zegt dat het Paulus „door de heilige geest was verboden het woord in het district Asia te spreken” toen hij op zijn tweede zendingsreis (ca. 49–52 G.T.) westwaarts reisde. Daarom trok hij door Frygië en Galatië naar het N in de richting van de provincie Bithynië, maar werd toen weer naar het W door Mysië heen naar de havenstad Troas geleid, vanwaar men zich gewoonlijk naar Macedonië inscheepte. Hier ontving Paulus een visioen, waarin hem werd gevraagd: „Kom over naar Macedonië en help ons” (Han 16:9). Dus ofschoon Paulus wel door het noordelijke gedeelte van de provincie Asia trok, bracht hij daar geen tijd door, maar deed dit pas toen hij na de voltooiing van zijn werk in Macedonië en Achaje weer op de terugreis was. Toen bracht hij korte tijd in Efeze door, predikte in de synagoge en vertrok vervolgens met de belofte terug te komen. — Han 18:19-21.
Op zijn derde reis (ca. 52–56 G.T.) bracht Paulus meer dan twee jaar in Efeze door, met als resultaat dat „alle bewoners van het district Asia het woord van de Heer hoorden, zowel joden als Grieken” (Han 19:1-10, 22). Klaarblijkelijk schreef Paulus in die tijd (ca. 55 G.T.) in Efeze zijn eerste brief aan de Korinthiërs, aan wie hij de groeten zond van „de gemeenten van Asia”, waaruit blijkt dat daar goede vorderingen waren gemaakt (1Kor 16:19). Toen hij later vanuit Macedonië zijn tweede brief aan de Korinthiërs schreef, maakte hij melding van de moeilijkheden en de grote gevaren waaraan hij in Asia het hoofd had moeten bieden (Han 19:23-41; 2Kor 1:8). Op zijn terugreis wilde Paulus geen tijd meer in Asia doorbrengen en daarom voer hij Efeze voorbij, deed het eiland Samos aan en kwam aan land te Milete in Karië, een deel van de provincie Asia, waar hij „de oudere mannen” van de gemeente Efeze uitnodigde voor een bijeenkomst met hem. — Han 20:15-18.
Toen Paulus voor zijn eerste verhoor naar Rome reisde (ca. 60/61 G.T.) — een verhoor dat het gevolg was van een volksoploop in Jeruzalem op aanstichting van „joden uit Asia” (Han 21:27, 28; 24:18, 19; vgl. 6:9) — ging hij aanvankelijk aan boord van een schip dat naar „kustplaatsen van het district Asia” voer, maar stapte vervolgens te Myra in de aangrenzende provincie Lycië op een ander schip over. — Han 27:2-6.
Paulus’ woorden in 2 Timotheüs 1:15, klaarblijkelijk omstreeks 65 G.T. vanuit Rome geschreven, kunnen erop duiden dat de hevige christenvervolging die de Romeinse autoriteiten destijds ontketenden, veel christenen in Asia ertoe had gebracht de omgang met de gevangengezette apostel Paulus te mijden en zich in een kritieke tijd van hem af te keren. Met de uitdrukking „allen in het district Asia” waren niet letterlijk alle christenen in Asia bedoeld, want meteen daarna prees Paulus Onesiforus, die kennelijk in Efeze woonde. — 2Ti 1:16-18; 4:19.
Dat het christelijke geloof daar standhield, blijkt ook uit de Openbaring en uit de zeven boodschappen die Johannes aan zeven gemeenten in bekende steden van Asia zond: Efeze, Smyrna, Pergamum, Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea, waarvan de meeste werden geprezen omdat ze onder verdrukking hadden volhard (Opb 1:4, 11; 2:2, 3, 9, 10, 13, 19; 3:10). Johannes bevond zich destijds (ca. 96 G.T.) op het eiland Patmos, dat niet ver voor de kust van de provincie Asia lag. Over het algemeen wordt aangenomen dat Johannes zijn evangelie en zijn drie brieven in of in de buurt van Efeze schreef, en wel na zijn vrijlating van Patmos.
Andere in de Schrift genoemde steden van de provincie Asia zijn Kolosse, Hiërapolis, Adramyttium en Assus.