Astoreth
(A̱storeth).
Een Kanaänitische godin, die als de vrouw van Baäl werd beschouwd. Astoreth wordt dikwijls als een naakte vrouw met overdreven vergrote geslachtskenmerken afgebeeld. De verering van deze godin was onder verscheidene volken der oudheid wijdverbreid, en de naam Astoreth kwam in diverse vormen voor. De Griekse naam is Astarte. De Filistijnen beschouwden Astoreth kennelijk als een krijgsgodin, zoals blijkt uit het feit dat de wapenrusting van de verslagen koning Saul in de tempel van de Astorethbeelden werd gelegd (1Sa 31:10). In de eerste plaats was Astoreth echter naar het schijnt een vruchtbaarheidsgodin. Het voornaamste onderdeel van haar aanbidding bestond in seksorgieën in de tempels of op de hoge plaatsen die aan de Baälaanbidding waren gewijd, waar mannelijke en vrouwelijke prostitués dienden. — Zie KANAÄN, KANAÄNIET nr. 2 (Verovering van Kanaän door Israël).
Astoreth werd mogelijk reeds ten tijde van Abraham in Kanaän vereerd, want een van de steden daar heette „Asteroth-Karnaïm” (Ge 14:5). Ook wordt in de Schrift melding gemaakt van de stad Astaroth, de woonplaats van de reus koning Og van Basan. Uit de naam zou men kunnen opmaken dat deze stad wellicht een centrum van de Astorethcultus was. — De 1:4; Joz 9:10; 12:4.
De enkelvoudige vorm ʽasj·toʹreth (Astoreth) komt in de bijbel voor het eerst in verband met koning Salomo’s afvalligheid tegen het einde van zijn regering voor. In die tijd begonnen de Israëlieten de Astoreth van de Sidoniërs te aanbidden (1Kon 11:5, 33). Verder komt de enkelvoudige vorm alleen nog voor wanneer verhaald wordt hoe koning Josia de hoge plaatsen neerhaalde die Salomo voor Astoreth en andere godheden had gebouwd (2Kon 23:13). Het meervoud ʽasj·ta·rōthʹ („Astorethbeelden”, NW; „Astartes”, NBG; „Astarten”, WV) heeft waarschijnlijk betrekking op beelden of voorstellingen van deze heidense godin. — Re 2:13; 10:6; 1Sa 7:3, 4.