Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ataroth

Ataroth

(A̱taroth) [Kronen (d.w.z. cirkelvormige omsluitingen)].

1. Een van de steden ten O van de Jordaan die door de stammen Gad en Ruben als bezitting werden gevraagd. De streek werd als bijzonder geschikt voor de veestapel van deze stammen beschouwd (Nu 32:1-5). De stad werd later door de Gadieten herbouwd. — Nu 32:34.

Op de Mesasteen van de Moabitische koning Mesa wordt deze plaats in regel 10 en 11 van de inscriptie eveneens vermeld. De tekst luidt gedeeltelijk: „Nu hadden de mannen van Gad vanouds in het land van Ataroth gewoond, en de koning van Israël had Ataroth voor hen gebouwd; maar ik streed tegen de stad en nam haar in en doodde al de mensen van de stad . . . En ik nam vandaar Arel (of Oriël), haar overste, mee . . . en ik liet daar mannen van Saron en mannen van Maharith wonen.” — Ancient Near Eastern Texts, onder redactie van J. B. Pritchard, 1974, blz. 320.

Er wordt algemeen aangenomen dat deze plaats overeenkomt met het huidige Khirbet ʽAttarus, dat ten O van de Dode Zee en zo’n 13 km ten NW van Dibon ligt (dat in Nu 32:3 na Ataroth wordt genoemd). De ruïnes bevinden zich op de westelijke helling van een ongeveer 750 m hoge berg die dezelfde naam draagt. Deze plaats ligt weliswaar in het gebied van Ruben, maar het schijnt dat Gad en Ruben elkaars stamgebied tot op zekere hoogte hebben gedeeld.

2. Een stad aan de grens tussen het gebied van Efraïm en dat van Benjamin (Joz 16:2). Ze is blijkbaar identiek met Ataroth-Addar uit Jozua 16:5 en 18:13. In het laatstgenoemde vers wordt gezegd dat ze deel uitmaakte van de N-grens van Benjamin en dat ze lag „op de berg die ten zuiden van Laag-Beth-Horon ligt”.

3. Een stad aan de NO-grens van de stam Efraïm. — Joz 16:7.