Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Baren

Baren

Een voorrecht dat de Schepper uitsluitend aan de vrouw heeft verleend en waarvoor hij het vrouwelijk lichaam speciaal ontworpen en toegerust heeft. De opdracht die in Eden aan het eerste mensenpaar werd gegeven en die later voor de overlevenden van de Vloed werd herhaald, hield ook het verwekken en baren van kinderen in (Ge 1:28; 9:7). Maar nu zonde en ongehoorzaamheid hun intrede hadden gedaan, zei Jehovah tot Eva het volgende in verband met het baren van kinderen: „Ik zal de smart van uw zwangerschap zeer doen toenemen; met barensweeën zult gij kinderen voortbrengen.” — Ge 3:16; zie BARENSWEEËN; GEBOORTE.

Wat het krijgen van kinderen en het moederschap betreft, raadde de apostel Paulus jongere weduwen, die heel erg uit hun evenwicht kunnen raken wanneer hun moederlijke instincten niet worden bevredigd, aan te trouwen en kinderen te baren in plaats van hun tijd te verspillen door doelloos rond te lopen en „praatzuchtig” te zijn, „zich inlatend met andermans zaken” (1Ti 5:11-15). Met betrekking tot vrouwen in de christelijke gemeente zei Paulus dat zij „door middel van het baren van kinderen veilig behouden [zullen] blijven, mits zij volharden in geloof en liefde en heiliging, gepaard aan gezond verstand”. — 1Ti 2:15.