Bedrog
Het zich opzettelijk bedienen van misleiding, listigheid of het verdraaien van de waarheid met het doel een ander ertoe te bewegen afstand te doen van een of ander waardevol bezit of een wettelijk recht op te geven. De grondbetekenis van het Hebreeuwse woord dat met ’bedriegen’ (ʽa·sjaqʹ; Le 6:2) is weergegeven, is misbruik maken van zijn kracht, macht of autoriteit over anderen. Het wordt daarom ook met ’onderdrukken’ vertaald (Pr 4:1; Jes 52:4). Het Griekse werkwoord a·po·steʹre·o betekent „onthouden; te kort doen; beroven” (1Kor 7:5; Mr 10:19; 1Ti 6:5). Het Griekse zelfstandig naamwoord doʹlos wordt ook met „bedrog” weergegeven. — Mr 7:22; Han 13:10.
In de bijbel wordt bedrog over het algemeen in verband gebracht met handelsbetrekkingen. Gods wet verbiedt oneerlijke handelspraktijken. De Israëlieten moesten elkaar eerlijk bejegenen. De loonarbeider werd uitdrukkelijk door de Wet beschermd (Le 19:13; De 24:14; vgl. Jak 5:4). Jezus Christus rekende het verbod inzake het te kort doen van iemand onder de „geboden” van God (Mr 10:19). Wanneer iemand onder het Wetsverbond zijn volksgenoot te kort had gedaan maar later berouw kreeg en het kwaad beleed, door een bekentenis af te leggen, moest hij de benadeelde persoon het volle bedrag vergoeden en nog een vijfde daarvan eraan toevoegen. Bovendien moest hij een schuldoffer aan Jehovah brengen. — Le 6:1-7.
Ook vormen van valse religie worden in de bijbel onder bedrog gerangschikt. Zo werd Elymas, de tovenaar, door Paulus in scherpe bewoordingen openlijk veroordeeld omdat hij zich van bedrog en schurkerij had bediend door „de rechte wegen van Jehovah te verdraaien”, waarop hij met blindheid werd geslagen (Han 13:8-11). Paulus wees ook christenen in Korinthe die elkaar voor het gerecht daagden, terecht door te zeggen dat zij hun broeders onrechtvaardig bejegenden en te kort deden door hen gerechtelijk te vervolgen en voor onrechtvaardigen te laten verschijnen en niet voor de heiligen in de gemeente. Zij dienden zich liever te kort te laten doen in plaats van zulke zaken voor mensen van de wereld te brengen. — 1Kor 6:1-8.
De bijbel waarschuwt herhaaldelijk tegen bedrog en bedrieglijke praktijken. Niet alleen worden ze veroordeeld, maar de bijbel wijst er ook op dat God bedriegers zal oordelen en zijn volk van hen zal bevrijden. — Ps 62:10; 72:4; 103:6; Sp 14:31; 22:16; 28:16; Mi 2:1, 2; Mal 3:5.