Bered
(Be̱red) [Hagel].
1. Een kleinzoon van Efraïm via Sutelah. — 1Kr 7:20.
2. Een plaats in het Z van Palestina, die in het verslag van Hagars vlucht voor Sarai wordt genoemd. De put Beër-Lachai-Roï, waar Hagar haar reis onderbrak, lag in de wildernis tussen Bered en Kades, op de weg naar Sur (Ge 16:7, 14). De wildernis van Sur is een gebied ten ZW van Filistea en ligt op de weg naar Egypte, hetgeen erop kan wijzen dat Hagar zich op de terugweg naar haar geboorteland bevond. — Ex 15:22.