Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Berg der samenkomst

Berg der samenkomst

Een uitdrukking die in Jesaja 14:13 voorkomt, waar over de koning van Babylon staat dat hij in zijn hart zegt: „Boven de sterren Gods zal ik mijn troon verheffen, en ik zal mij neerzetten op de berg der samenkomst, in de meest afgelegen streken van het noorden.”

Sommige geleerden zijn van mening dat deze „berg der samenkomst” een ver verwijderde verhevenheid in het N was, die door de Babyloniërs als de woonplaats van hun goden werd beschouwd. Met de woorden in Jesaja 14:13 wordt echter geen werkelijke uitspraak van de koning van Babylon voorzegd; ze brengen in plaats daarvan zijn ambitie en zijn houding tot uitdrukking. (Vgl. Jes 47:10.) Ze maken deel uit van een spreukachtige rede die de in hun land teruggekeerde Israëlieten tegen de koning van Babylon zouden aanheffen (Jes 14:1-4). Hieruit volgt dus logischerwijs dat „de berg der samenkomst” geïdentificeerd moet worden in het licht van de Schrift en niet op basis van de heidense religieuze opvatting die de koning van Babylon er eventueel op na hield. De koning van Babylon zou beslist niet de wens koesteren zijn troon te verheffen boven de sterren van een god die hij aanbad. Ook blijkt uit Jesaja 14:14 duidelijk dat er niet wordt gesproken over een van de Babylonische goden, maar over de Allerhoogste. Daarom moet „de berg der samenkomst” in verband worden gebracht met de Allerhoogste God.

In Jesaja’s tijd was er slechts één berg, de berg Sion (welke naam ook de plaats ging omvatten waar de tempel zich bevond op de berg Moria), waar God in vertegenwoordigende zin met zijn volk samenkwam. (Vgl. Jes 8:18; 18:7; 24:23; Joë 3:17.) Deze berg kon terecht „de berg der samenkomst” worden genoemd omdat alle volwassen mannelijke Israëlieten daar driemaal per jaar in het heiligdom voor het aangezicht van Jehovah moesten verschijnen (Ex 23:17). In Psalm 48:1, 2 wordt deze identificatie verder bevestigd, want daar wordt van de berg Sion gezegd dat hij in het N gelegen was, hetgeen overeenstemt met het feit dat „de berg der samenkomst” in „de meest afgelegen streken van het noorden” lag.