Bilhan
(Bi̱lhan).
1. Eerstgenoemde zoon van stamhoofd Ezer, een Horiet. — Ge 36:20, 21, 27; 1Kr 1:42.
2. Zoon van Jediaël; een Benjaminiet. Bilhans zeven zonen waren familiehoofden, wier nakomelingen bij één gelegenheid 17.200 „dappere, sterke mannen” telden. — 1Kr 7:6, 10, 11.