Bozkath
(Bo̱zkath) [Zwelling (d.w.z. een verhoogde plek)].
Een stad in het erfdeel van Juda (Joz 15:39); woonplaats van Adaja, koning Josia’s grootvader van moederskant (2Kon 22:1). Daar de stad tussen Eglon en Lachis vermeld staat, lag ze vermoedelijk in het laagland, ofte wel het gebied van de Sjefela. De identificatie is onzeker; sommigen menen dat het de plek moet zijn waar Dawaʼimeh (het huidige Amazya) ligt, ongeveer 19 km ten W van Hebron.