Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

THEMA

De goddelijke naam

De goddelijke naam

JEHOVAH — de naam van de Soevereine Heer van het universum. Het is de naam die hij zichzelf gegeven heeft en waarmee hij aangeduid wil worden. Het Tetragrammaton (zoals de vier Hebreeuwse letters van Gods naam worden genoemd) komt in de Hebreeuwse tekst van de bijbel bijna 7000 maal voor — veel vaker dan welke beschrijvende titel voor God maar ook. Die naam is niet louter een etiket. De ware God wordt erdoor onderscheiden van alle andere goden, met inbegrip van door mensen gemaakte goden. Alle met verstand begiftigde schepselen moeten deze naam kennen, eren en heiligen.

De goddelijke naam in verschillende oude Hebreeuwse schriftvormen

De naam Jehovah identificeert de Schepper van hemel en aarde (Ge 2:4), de God en Vader van Jezus Christus (Mt 4:10; Jo 20:17), Degene die beloofd heeft „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” te scheppen waarin rechtvaardigheid zal heersen. — Jes 65:17, 25; 2Pe 3:13.

Het is verwonderlijk dat in veel hedendaagse bijbelvertalingen de goddelijke naam helemaal niet voorkomt. De reden? Onder de joden kwam de bijgelovige gedachte op dat het verkeerd was die naam uit te spreken. Dit leidde er eerst toe dat de joden het gingen vermijden de goddelijke naam uit te spreken, en vervolgens dat Gods persoonlijke naam uit Griekse handschriften van de Heilige Schrift werd verwijderd. Uiteindelijk werd de goddelijke naam in de meeste bijbelvertalingen geheel vervangen door uitdrukkingen als „Heer” en „God”. Het is opmerkenswaard dat er alleen met de allerbelangrijkste naam — Jehovah — werd geknoeid; met andere bijbelse namen gebeurde dat niet.

Toch is het voor de hele mensheid uitermate belangrijk de goddelijke naam te kennen (Ro 10:13). Hier is veel meer bij betrokken dan slechts te weten wat Gods persoonlijke naam is. Het houdt in ook de persoon te kennen die door die naam wordt vertegenwoordigd en te leven op een wijze die in overeenstemming is met de voornemens die met deze naam verbonden zijn. Allen die de ware God aanbidden, dragen de verantwoordelijkheid om net als Jezus zijn naam ijverig aan anderen bekend te maken (Jo 17:6, 26). Jehovah God belooft degenen te zegenen die zijn grote naam kennen, gebruiken en eren. — Ps 91:14.

Tekstvervalsing. Zoals hier te zien is, bevat het Hebreeuwse handschrift (Codex van Aleppo; links) in De 32:3, 6 de goddelijke naam. Ook de Griekse Septuaginta-vertaling (P. Foead Inv. 266, midden) bevat in dezelfde passage de goddelijke naam in Hebreeuwse lettertekens. Merk echter op dat de naam niet voorkomt in dezelfde verzen van de Codex Alexandrinus (rechts) uit de 5de eeuw G.T. De goddelijke naam werd verwijderd. Hij werd niet door een Grieks equivalent weergegeven, maar werd vervangen door een verkorte vorm van het Griekse woord Kuʹri·os (Heer)

Niet-bijbelse bronnen geven te kennen dat de goddelijke naam in oude tijden algemeen werd gebruikt

De Mesasteen, uit de 9de eeuw v.G.T., bewijst dat zelfs heidense natiën rondom Israël de naam Jehovah kenden. Op de 18de regel staat het Tetragrammaton

Op deze potscherf uit Arad in Juda staat een brief die klaarblijkelijk in de 7de eeuw v.G.T. werd geschreven. Hij begint met de woorden: „Aan mijn heer Eljasib: Moge Jehovah uw vrede zoeken”, en eindigt met: „Hij woont in het huis van Jehovah”

In Lachisbrief II, die naar men aanneemt uit de 7de eeuw v.G.T. dateert, wordt de naam Jehovah in de vorm van het Tetragrammaton tweemaal gebruikt

In 1961 werd ongeveer 35 km ten zuidwesten van Jeruzalem dit rotsgraf ontdekt. Een inscriptie in de rotswand, wellicht uit de 8ste eeuw v.G.T., luidt: „Jehovah is de God van de gehele aarde”

In deze fragmenten van een oud Grieks handschrift staat Gods persoonlijke naam in de vorm van het Tetragrammaton, in Hebreeuwse lettertekens, midden in de Griekse tekst

In deze papyrusfragmenten van de Griekse Septuaginta (Foead Inv. 266) uit de 1ste eeuw v.G.T. komt het Tetragrammaton in gedeelten van Deuteronomium voor. Deze vier Hebreeuwse letters, die voor de goddelijke naam staan, werden nog eeuwen daarna in sommige uitgaven van de Septuaginta gebruikt. Jezus Christus en zijn discipelen beschikten dus niet alleen over de Hebreeuwse bijbeltekst, maar ook over de Griekse Septuaginta; beide bevatten de goddelijke naam. Het lijdt dan ook geen twijfel dat de schrijvers van de oorspronkelijke tekst van de christelijke Griekse Geschriften de goddelijke naam gebruikten, vooral wanneer zij passages uit de Hebreeuwse Geschriften citeerden waarin het Tetragrammaton voorkwam