Demas
(De̱mas) [misschien een verkorte vorm van „Demetrius”, wat „Van (behorend tot) Demeter” betekent].
Een voormalige medewerker van de apostel Paulus. Demas bevond zich in Rome bij de apostel tijdens diens eerste gevangenschap daar, want in zowel de brief aan de Kolossenzen als die aan Filemon worden zijn groeten overgebracht (Kol 4:14; Flm 24). Toen Paulus tijdens zijn tweede gevangenschap aan Timotheüs schreef, had Demas de apostel reeds verlaten en was hij vertrokken naar Thessalonika, misschien de stad waar hij vandaan kwam. — 2Ti 4:10.
Over Demas wordt gezegd dat hij Paulus had verlaten ’wegens zijn liefde voor het tegenwoordige samenstel van dingen’, maar verdere details worden niet verschaft. De apostel zegt niet dat Demas een afvallige of een tegenstander werd. Misschien had Demas’ liefde voor stoffelijke zaken en wereldse genoegens de overhand gekregen over zijn waardering voor geestelijke zaken. Het kan ook zijn dat de vrees om samen met Paulus de marteldood te sterven, hem ertoe heeft gebracht een goed heenkomen te zoeken om zo zijn leven in het toenmalige samenstel van dingen te behouden. In ieder geval bleef Demas, toen de toestanden ongunstig werden, in gebreke de geweldige gelegenheid te benutten zijn broeder Paulus te sterken.