Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Dij

Dij

Dat deel van het been dat zich van de heup tot de knie uitstrekt. Aangezien iemands dij zich aan de zijkant van het lichaam bevindt, kan het Hebreeuwse woord ook betrekking hebben op de zijkant van iets, zoals de „zijde” of „kant” van de tabernakel, of van een altaar. — Ex 40:24; 2Kon 16:14.

Het zwaard werd aan de zijde, aan de dij, gedragen (Ex 32:27; Re 3:16, 21; Hgl 3:8; Ps 45:3). In Openbaring 19:11-21 wordt Christus Jezus afgebeeld als rijdend op een wit oorlogspaard terwijl hij ten strijde trekt tegen „het wilde beest” en de koningen der aarde met hun legers. Zijn titel „Koning der koningen en Heer der heren” wordt duidelijk bekendgemaakt, want die staat geschreven op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, waar gewoonlijk het zwaard van autoriteit wordt gedragen.

De broeken die de priesters in Israël droegen, reikten van de heupen tot aan de dijen, dat wil zeggen tot waar de dijen eindigden, zodat hun naaktheid goed bedekt was wanneer zij dienst deden in het heiligdom en bij Jehovah’s altaar. Anders zouden zij sterven. — Ex 28:42, 43.

Bij het zweren van een eed werd nu en dan het gebruik gevolgd dat degene die de eed aflegde, zijn hand onder de dij legde van degene tegenover wie hij zwoer (Ge 24:2-4, 9; 47:29-31). Zie voor de betekenis hiervan het trefwoord HOUDINGEN EN GEBAREN (Zweren). Als teken van smart, droefheid of wroeging sloeg men zich op de dij. — Jer 31:19; Ez 21:12.

Voortplantingsorganen. Aangezien de voortplantingsorganen zich in het lichaam op een plaats bevinden in de buurt van de dij, wordt er gezegd dat nakomelingen ’uit de opperdij voortkomen’ (Ge 46:26; Ex 1:5; Re 8:30). Dit werpt licht op de aard van de straf die over een vrouw zou komen die schuldig was bevonden aan heimelijk gepleegd overspel.

Ingeval een man zijn vrouw van ontrouw verdacht, moest hij haar naar de priester brengen. De priester plaatste haar voor het aangezicht van Jehovah, nam wat heilig water (kennelijk zuiver, vers water), strooide er wat stof van de vloer van de tabernakel in en waste de vervloekingen die hij had opgeschreven, in het water af of wiste ze erin uit. Nadat zij gezworen had dat zij onschuldig was, moest zij het water opdrinken. Als zij schuldig was, zou ’haar dij invallen’ en haar buik opzwellen. Als zij onschuldig was, zou haar niets overkomen. — Nu 5:12-31.

Wat werd bedoeld met het ’invallen van de dij’ van een overspelige vrouw?

De dij werd in deze passage kennelijk gebruikt als een eufemisme voor de geslachtsorganen. (Vgl. Ge 46:26.) Het is logisch dat de straf van invloed was op de organen die bij het bedrijven van het kwaad betrokken waren. (Vgl. Mr 9:43-47.) De uitdrukking „invallen” betekent naar men meent „wegkwijnen” (The Holy Bible, vertaald door de Catholic Biblical Association of America) of „verschrompelen” (GNB), en duidt er wellicht op dat de geslachtsorganen atrofieerden, hetgeen onvruchtbaarheid tot gevolg had en conceptie onmogelijk maakte. Het feit dat de onschuldige vrouw door haar man zwanger gemaakt moest worden, schijnt te kennen te geven dat de overspelige vrouw het voorrecht kinderen te krijgen zou worden ontzegd (Nu 5:28). Bovendien zou de buik van de schuldige vrouw opzwellen wegens de vervloeking, maar niet als gevolg van de zegen van een zwangerschap.

Dit was beslist niet een zogenoemd godsoordeel, zoals dat in de donkere middeleeuwen in zwang was en dat men soms slechts door een wonder kon overleven. Er was niets in het water zelf aanwezig wat de aandoening zou veroorzaken. Maar het was heilig water, er bevond zich heilige grond of heilig stof in en de geschreven vervloekingen waren erin uitgewist. Het bevatte derhalve krachtige symbolieken, en het werd voor het aangezicht van Jehovah gedronken terwijl er een plechtige eed aan hem werd gezworen. Er bestond geen onzekerheid omtrent de uitkomst van de kwestie. Als de vrouw schuldig was, maakte Jehovah dat de drank door een wonder de kracht bezat om de verdiende gevolgen teweeg te brengen. Op overspel stond de doodstraf, maar in dit geval waren de vereiste twee getuigen niet voorhanden (Nu 35:30; De 19:15). Ook was in dit geval de identiteit van de schuldige man, die eveneens de dood zou verdienen, gewoonlijk niet bekend.