Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Duivemest

Duivemest

De beschrijving van de belegering van Samaria door de Syrische koning Ben-Hadad laat zien dat de hongersnood die ontstaan was, zo zwaar werd dat „een ezelskop tachtig zilverstukken waard werd en een vierde kab-maat duivemest vijf zilverstukken waard was” (2Kon 6:24, 25). Een ezelskop kostte ongeveer $176 (indien de „zilverstukken” sikkelen waren) en „een vierde kab-maat [0,3 l] duivemest” was ongeveer $11 waard. Hieruit blijkt dat tengevolge van de voedselschaarste de benige, weinig vlezige kop van een ezel een duur voedingsartikel werd (hoewel de ezel volgens de Mozaïsche wet een onrein dier was), en dat zelfs duivemest zeer kostbaar was. De vermelding van duivemest heeft aanleiding gegeven tot heel wat discussie over de vraag of de uitdrukking letterlijk bedoeld is en voor welk doel de koper het gebruikt zou hebben.

Men heeft wel betoogd dat de uitdrukking „duivemest” wellicht op een bepaalde plant van toepassing was. Er zijn echter geen bewijzen dat de planten die worden genoemd door degenen die deze zienswijze voorstaan, ooit onder de naam duivemest bekend hebben gestaan of dat zulke planten beschikbaar waren voor de mensen die wegens de belegering in Samaria opgesloten zaten.

Degenen die menen dat de uitdrukking letterlijk bedoeld is, zijn op hun beurt verdeeld over de wijze waarop de mest gebruikt werd. Sommigen wijzen erop dat duivemest door mensen in het Midden-Oosten al heel lang als bemesting wordt gebruikt voor het kweken van meloenen, maar het schijnt redelijk te denken dat mensen die de hongerdood nabij waren, veeleer in voedsel voor onmiddellijke consumptie geïnteresseerd zouden zijn dan in een gewas dat pas na een paar maanden te oogsten zou zijn.

Velen geven de voorkeur aan de zienswijze dat de duivemest werkelijk als voedsel werd gebruikt, waarbij zij erop wijzen dat er over hongersnood wordt gesproken en over de verschrikkelijke uitersten waartoe mensen gedreven kunnen worden wanneer zij door knagende honger worden gekweld. Hoewel het dreigement van Rabsake, de beambte van Sanherib, dat een belegering door Assyrië de inwoners van Jeruzalem ertoe zou brengen „hun eigen uitwerpselen [te] eten en hun eigen urine [te] drinken”, bewust in extreme en wrede bewoordingen werd gesteld met het doel een verzwakkende vrees onder hen te verwekken, kan het toch een kern van waarheid hebben bevat (2Kon 18:27). Weliswaar is de gedachte dat letterlijke mest voor menselijke consumptie gebruikt wordt uiterst weerzinwekkend, maar dat op zich vormt nog geen basis om deze zienswijze te verwerpen. Het feit dat de honger in Samaria zo groot was dat vrouwen hun eigen kinderen kookten en opaten, geeft te kennen dat zij het punt hadden bereikt waarop zij alles aten wat maar voorhanden was (2Kon 6:26-29). Hoewel sommigen erop wijzen dat mest weinig voedingswaarde bevat, zou alleen deze factor niet de mogelijkheid uitsluiten dat het als voedsel werd gekocht, want hongerende mensen zijn vaak irrationeel en eten alles om de knagende honger te stillen.

Nog waarschijnlijker is misschien wat bepaalde rabbijnen te berde brengen, namelijk dat de mest als brandstof werd gebruikt. Wij hebben hiervoor een bijbelse parallel, aangezien de profeet Ezechiël de opdracht kreeg om de net zo verschrikkelijke belegeringstoestanden die over Jeruzalem zouden komen, uit te beelden door mest als brandstof voor het koken van zijn voedsel te gebruiken (Ez 4:12-17). Gedroogde rundermest, ook wel koeievlaaien genoemd, wordt in veel delen van de aarde ook nu nog algemeen als brandstof gebruikt. Indien deze zienswijze juist is, dan vermeldt het verslag wellicht louter de prijs van het voedsel (in dit geval een ezelskop) en de prijs van de brandstof om het te koken. Uit de volgende verzen blijkt dat de mensen het vlees nog niet rauw aten.