Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Efeziërs, De brief aan de

Efeziërs, De brief aan de

Een boek van de christelijke Griekse Geschriften, omstreeks 60/61 G.T. door de apostel Paulus tijdens zijn gevangenschap in Rome geschreven (Ef 1:1; 3:1; 4:1; 6:20). De brief werd naar de gemeente in Efeze gebracht door Tychikus (Ef 6:21, 22), van wiens diensten Paulus ook gebruik maakte om een brief aan de gemeente in Kolosse te bezorgen (Kol 4:7-9). Aangezien de brief aan de Kolossenzen en die aan de christenen in Efeze omstreeks dezelfde tijd werden geschreven, bestaan er een aantal overeenkomsten tussen beide brieven. Charles Smith Lewis schrijft dat „van de 155 verzen in Ef[eziërs] er 78 min of meer gelijkluidend in Kol[ossenzen] te vinden zijn” (The International Standard Bible Encyclopaedia, onder redactie van J. Orr, 1960, Deel II, blz. 959). Ongetwijfeld heersten er in Kolosse soortgelijke toestanden als in Efeze, en Paulus achtte het goed raad van gelijke strekking te geven.

Waarom passend voor de christenen in Efeze. In een van de Chester Beatty-papyri (P46), alsook in de originele lezing van het Vaticaanse handschrift nr. 1209 en in het Sinaïtische handschrift ontbreken in hoofdstuk 1 vers 1 de woorden „te Efeze”. In andere handschriften, alsook in alle oude vertalingen, komen de woorden echter wel voor. Bovendien werd deze brief door vroege kerkschrijvers aanvaard als de brief aan de Efeziërs. Hoewel sommigen menen dat men hier te doen heeft met de brief die volgens Kolossenzen 4:16 naar Laodicea werd gestuurd, moet opgemerkt worden dat geen enkel oud handschrift de woorden „aan Laodicea” bevat en dat Efeze de enige stad is die ooit in enig handschrift van deze brief op deze plaats wordt genoemd.

Raad over materialisme. Bovendien brengt een onderzoek van de inhoud van de brief aan de Efeziërs aan het licht dat Paulus de christenen in Efeze in gedachten had; en met het oog op de omstandigheden die in Efeze, de belangrijkste stad in de Romeinse provincie Asia, heersten, was zijn raad bijzonder passend. Efeze stond bijvoorbeeld bekend als een fabelachtig rijke stad, en er bestond een neiging om aardse rijkdom als het belangrijkste te beschouwen. Maar Paulus beklemtoont in zijn brief de ware rijkdom — „de rijkdom van zijn onverdiende goedheid”, „de glorierijke rijkdom” die God als een erfenis voor de heiligen bewaart, „de allesovertreffende rijkdom van zijn onverdiende goedheid”, „de onpeilbare rijkdom van de Christus” en „de rijkdom van zijn [Gods] heerlijkheid” (Ef 1:7, 18; 2:7; 3:8, 16). Dit zou de christenen in Efeze helpen een juiste kijk op rijkdom te krijgen.

Immoraliteit uitbannen. De stad Efeze was ook berucht om haar teugelloosheid en losbandigheid, haar grove immoraliteit. Bijgevolg zette de apostel Paulus onomwonden uiteen dat deze dingen een kenmerk van de oude persoonlijkheid zijn en zei hij dat christenen die oude persoonlijkheid moesten afleggen en de „nieuwe persoonlijkheid” moesten aandoen. Wegens de losse moraal die in Efeze heerste, werd er onder de burgers veel over onzedelijke dingen gesproken, echter niet om ze te veroordelen, maar om zich erin te verlustigen. Christenen daarentegen dienen volgens Paulus’ vermanende woorden anders te zijn en geen behagen te scheppen in gesprekken over hoererij en in ontuchtig gescherts. — Ef 4:20-24; 5:3-5.

Twee verschillende tempels. Dat Paulus de christelijke gemeente, die in de schaduw van de ontzag inboezemende heidense tempel van Artemis (die in de oudheid als een van de zeven wereldwonderen gold) leefde, met een geestelijke tempel vergeleek, was ook bijzonder passend. Terwijl „het gehele district Asia en de bewoonde aarde” Artemis aanbad en de beroemde tempel in Efeze hoog in ere hield, vormen gezalfde christenen „een heilige tempel”, waarin Jehovah door zijn geest woont. — Han 19:27; Ef 2:21.

De tempel van Artemis was een vrijplaats. Dit droeg ertoe bij dat de misdaad werd bevorderd en het aantal misdadigers in Efeze toenam. Binnen een bepaald gebied rond de tempelmuren mocht niemand wegens enige misdaad gearresteerd worden. Het gevolg was dat er rondom de tempel een woonwijk van dieven, moordenaars en andere misdadigers ontstond. Paulus’ woorden over stelen, kwaadaardige bitterheid, geschreeuw en slechtheid waren derhalve niet misplaatst. — Ef 4:25-32.

Beoefening van demonisme. Efeze was het centrum van allerlei vormen van demonisme. De stad was wegens haar vele vormen van magie zelfs over de hele wereld bekend. De demonen waren in Efeze dus bijzonder actief, en dat Paulus door Gods geest vele wonderen verrichtte, waartoe ook het uitwerpen van goddeloze geesten behoorde, had ongetwijfeld ten doel de invloed van magie en toverij tegen te gaan en rechtgeaarde Efeziërs te helpen zich van deze demonische praktijken te bevrijden. — Han 19:11, 12.

Hoezeer Efeze doortrokken was van magie en hoe passend Paulus’ raad was om tegen goddeloze geesten te strijden, blijkt uit het onderstaande:

„De Efezische letters” waren wereldberoemd. „Dit schijnen bepaalde letter- of woordcombinaties te zijn geweest, waarvan men geloofde dat ze, door ze met een bepaalde intonatie uit te spreken, de kracht bezaten om ziekten of boze geesten uit te bannen. Men schreef ze ook op perkament en droeg ze als amuletten of tovermiddelen bij zich ter bescherming tegen boze geesten of gevaar. Plutarchus (Sympos. 7) zegt: ’De tovenaars dwingen de door demonen bezetenen om de Efezische letters in een bepaalde volgorde voor zichzelf op te zeggen.’” — Notes, Explanatory and Practical, on the Acts of the Apostles, door A. Barnes, 1858, blz. 264.

Uit inscripties die in de ruïnes van Efeze zijn ontdekt, blijkt in wat voor grote geestelijke duisternis de Efeziërs leefden en waarom de apostel Paulus aan de christenen in die stad schreef ’niet langer te wandelen zoals ook de natiën wandelen in de vruchteloosheid van hun denken, verduisterd als zij zijn in hun verstand’ (Ef 4:17, 18). De inscripties op muren en gebouwen geven te kennen dat het leven van de bevolking beheerst werd door bijgeloof, waarzeggerij en het zoeken naar voortekens.

Door Paulus’ prediking, de wonderwerken die hij verrichtte en zijn overwinning op de joden die exorcisme beoefenden, werden heel wat Efeziërs christenen. Ongetwijfeld hadden velen van hen zich met de een of andere vorm van magie beziggehouden, want het bijbelse verslag zegt: „Vrij velen van hen die magische kunsten hadden beoefend, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwen van iedereen. En men berekende de gezamenlijke prijs ervan, die een waarde van vijftigduizend zilverstukken [indien denarii: $37.200] bleek te vertegenwoordigen” (Han 19:19). Aangezien magie zo’n sterke invloed had in Efeze en er vele vormen van demonisme werden beoefend, was het zeer passend dat Paulus de christenen in Efeze de voortreffelijke raad gaf om de „volledige wapenrusting van God” aan te doen teneinde tegen de goddeloze geestenkrachten te strijden. Ongetwijfeld zouden sommigen van degenen die de beoefening van magie de rug hadden toegekeerd, door demonen worden bestookt, zodat Paulus’ raad een hulp voor hen zou zijn om de goddeloze geesten te weerstaan. Er zij opgemerkt dat de vernietiging van deze boeken die met demonisme te maken hadden, tot een van de eerste dingen behoorde die deze vroege christenen deden, hetgeen een navolgenswaardig voorbeeld is voor degenen die zich thans van demonische invloeden of aanvallen van demonen willen bevrijden. — Ef 6:11, 12.

De rol van Christus. Wegens de glorierijke hoop die hen als medeërfgenamen met Christus in het vooruitzicht was gesteld, was het ook zeer passend dat Paulus aan de christenen in Efeze schreef dat Christus verhoogd was „hoog boven elke regering en autoriteit en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende” (Ef 1:21). In deze brief beschrijft Paulus in prachtige bewoordingen de verheven positie van Jezus Christus en de gave van de onverdiende goedheid van God, alsook Gods liefde, wijsheid en barmhartigheid jegens degenen die in eenheid met God en Christus worden gebracht. De beschrijving van de wijze waarop alle dingen in de hemel en op aarde onder Christus verenigd zullen worden en hoe zowel joden als heidenen als ’één nieuwe mens’ in de gemeente bijeengebracht worden, is de volledigste bijbelse verklaring van het „heilige geheim” van God, dat door het goede nieuws over de Christus geopenbaard werd. — Ef 2:15

[Kader op blz. 583]

HOOFDPUNTEN UIT DE BRIEF AAN DE EFEZIËRS

Een brief die de aandacht vestigt op een bestuur dat door bemiddeling van Jezus Christus tot vrede en eenheid met God leidt

Terwijl Paulus zich als gevangene in Rome bevond, schreef hij deze brief aan de gemeente in Efeze, een havenstad aan de W-kust van Klein-Azië

Gods voornemen om door bemiddeling van Jezus Christus vrede en eenheid tot stand te brengen

In zijn grote onverdiende goedheid heeft God voorbestemd dat sommige mensen door tussenkomst van Jezus Christus als Gods zonen zouden worden aangenomen (1:1-7)

God heeft zich voorgenomen om met behulp van een bestuur (een manier om de aangelegenheden van zijn huisgezin te besturen) de uitverkorenen die in de hemel zullen zijn en degenen die op aarde zullen leven, door bemiddeling van Christus met zich te verenigen (1:8-14)

Paulus bidt of de Efeziërs de wonderbaarlijke voorziening die God door bemiddeling van Christus voor hen heeft getroffen, werkelijk mogen begrijpen en waarderen (1:15-23; 3:14-21)

Degenen aan wie verheven taken in verband met Christus worden verleend, waren vroeger dood in hun zonden; hun redding is Gods gave, niet een loon naar werken (2:1-10)

Door bemiddeling van Christus werd de Wet tenietgedaan en voor joden en heidenen de basis gelegd op grond waarvan zij één lichaam konden worden, leden van Gods huisgezin, een tempel voor God waarin hij door geest woont (2:11–3:7)

Door de wijze waarop God met de gemeente handelt, wordt zelfs aan degenen die zich in de hemelse gewesten bevinden, zijn rijkgevarieerde wijsheid onthuld (3:8-13)

De tot eenheid bijdragende factoren waarin God heeft voorzien: één geestelijk lichaam (de gemeente), één heilige geest, één hoop, één Heer (Jezus Christus), één geloof, één doop, één God en Vader (4:1-6)

De door Christus verschafte gaven in mensen helpen allen om tot de eenheid in het geloof te geraken; het gehele lichaam werkt onder zijn leiding als hoofd harmonieus samen, omdat allen de waarheid spreken en liefde aan de dag leggen (4:7-16)

Doe de nieuwe persoonlijkheid aan, die met Christus’ leer en voorbeeld overeenkomt

Volg als voorbeeld niet de natiën, maar Christus na; daarvoor is een nieuwe persoonlijkheid nodig (4:17-32)

Wordt navolgers van God; leg dezelfde liefde aan de dag die Christus bezat (5:1, 2)

Mijd immoreel gepraat en gedrag; wandelt als kinderen van het licht (5:3-14)

Koop de tijd uit; gebruik die om Jehovah te loven (5:15-20)

Heb diepe achting voor Christus en wees op juiste wijze onderworpen aan echtgenoten, ouders en meesters; toon liefdevolle consideratie voor degenen die aan uw zorg zijn toevertrouwd (5:21–6:9)

Doe de volledige geestelijke wapenrusting aan, teneinde pal te staan tegen de listige daden van de Duivel

Onze strijd is tegen goddeloze geestenkrachten; met Gods hulp kunnen wij deze verstoorders van vrede en eenheid weerstaan (6:10-13)

De geestelijke wapenrusting van God biedt volledige bescherming; maak daar een goed gebruik van, bid vurig en gedenk alle heiligen in uw gebeden (6:14-24)