Eli (II)
(E̱li).
Toen Jezus rond het negende uur, of omstreeks drie uur n.m., aan de martelpaal stierf, riep hij uit: „Eli, Eli, lama sabachthani?” („Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?”) (Mt 27:46; Mr 15:34) Omstanders dachten dat hij om Elia riep. Misschien verstonden zij Jezus’ woorden verkeerd omdat zijn spraak wegens zijn hevige pijnen onduidelijk was of omdat hij een ander dialect sprak dan zij (Mt 27:47; Mr 15:35). Doordat Jezus zijn hemelse Vader aanriep en hem als zijn God erkende, vervulde hij Psalm 22:1.