Elifelet
(Elife̱let) [Mijn God is ontkoming; God van ontkoming].
1. Zoon van Ahasbai; een van Davids sterke mannen (2Sa 23:34). Misschien is Elifelet de Elifal uit 1 Kronieken 11:35.
2. Een zoon van David, die hem in Jeruzalem geboren werd (1Kr 3:5, 6), in 1 Kronieken 14:5 ook Elpelet genoemd.
3. De als laatste genoemde zoon van David, die hem in Jeruzalem geboren werd (2Sa 5:16; 1Kr 3:8; 14:7). Commentators die de herhaling van de naam in Kronieken niet als een afschrijffout beschouwen, vermoeden dat deze tweede Elifelet na de dood van de eerste gelijknamige zoon geboren werd.
4. De derde zoon van Esek, een nakomeling van koning Saul. — 1Kr 8:33, 39.
5. Een nakomeling van Adonikam; hij keerde met Ezra uit Babylon naar Jeruzalem terug. — Ezr 8:1, 13.
6. Een van de met name genoemde mannen die buitenlandse vrouwen hadden genomen maar hen op Ezra’s aanmaning wegzonden. — Ezr 10:33, 44.