Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Elisama

Elisama

(Elisa̱ma) [Mijn God heeft gehoord (geluisterd)].

1. Zoon van Ammihud, uit de stam Efraïm; grootvader van Jozua (Nu 1:10; 2:18; 1Kr 7:26, 27). Elisama was een van de twaalf oversten die door Jehovah werden aangewezen om Mozes en Aäron te helpen bij het inschrijven van de zonen van Israël voor het leger. Hij had ook de leiding over het leger van zijn stam (Nu 1:1-4, 17; 2:18; 10:22). Na de oprichting van de tabernakel had Elisama niet alleen een aandeel aan het aanbieden van de offergave die de oversten als groep brachten, maar bood hij vervolgens op de zevende dag van de inwijding van het altaar ook zijn eigen offergave aan. — Nu 7:1, 2, 5, 10, 11, 48-53.

2. Zoon van Jekamja, uit de stam Juda. — 1Kr 2:3, 41.

3. Een zoon van David, die hem in Jeruzalem geboren werd. Deze Elisama wordt in 2 Samuël 5:15, 1 Kronieken 14:5 en (in twee Hebreeuwse handschriften) in 1 Kronieken 3:6 Elisua genoemd. Elisua wordt algemeen als de juiste naam beschouwd, aangezien de naam Elisama in 1 Kronieken 3:8 opnieuw voorkomt en derhalve gemakkelijk in vers 6 als afschrijffout binnengeslopen kan zijn. Omdat in de Hebreeuwse masoretische tekst, de Griekse Septuaginta, de Syrische Pesjitta en de Latijnse Vulgaat in 1 Kronieken 3:6 evenwel „Elisama” staat, is deze vorm van de naam in de Nieuwe-Wereldvertaling alsook in andere vertalingen gehandhaafd.

4. Een andere zoon van David, die hem in Jeruzalem geboren werd. — 2Sa 5:16; 1Kr 3:8; 14:7.

5. Een priester die in de dagen van koning Josafat samen met andere levieten en vorsten ’steeds rondging in alle steden van Juda en onder het volk onderwees’. — 2Kr 17:1, 7-9.

6. Een secretaris aan het hof van koning Jojakim. — Jer 36:12, 20, 21.

7. Grootvader van Ismaël, de moordenaar van de joodse stadhouder Gedalja. — 2Kon 25:25; Jer 41:1-3.