Eljada
(E̱ljada) [God heeft geweten (gekend)].
1. Een zoon van David, die hem in Jeruzalem geboren werd (2Sa 5:13-16; 1Kr 3:5-8), in 1 Kronieken 14:7 Beëljada genoemd.
2. Vader van Rezon, een tegenstrever van Salomo. — 1Kon 11:23.
3. Een legeroverste uit de stam Benjamin, die tijdens de regering van Josafat het bevel voerde over 200.000 boogschutters. — 2Kr 17:12, 17.