Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Elkana

Elkana

(Elka̱na) [God heeft voortgebracht].

1. Een leviet, een zoon van de opstandige Korach; hij en zijn broers, Assir en Abiasaf, deelden niet in het lot van hun vader (Ex 6:24; Nu 26:11). Misschien is hij de in 1 Kronieken 6:23 genoemde Elkana.

2. De tweede van de vier levitische Kehathieten met de naam Elkana die in Kronieken worden vermeld. Hij wordt geïdentificeerd als de vader van Amasai en Ahimoth, en schijnt de zoon van Joël te zijn geweest. — 1Kr 6:25, 36.

3. De derde van de bovengenoemde levieten; naar het schijnt de zoon van Mahath. — 1Kr 6:26, 35.

4. De zoon van Jeroham en de vader van de profeet Samuël, alsook van andere zonen en dochters. Elkana woonde in Rama in het bergland van Efraïm. Daarom wordt hij een Efraïmiet genoemd, hoewel hij volgens zijn afstamming een leviet was (1Sa 1:1; 1Kr 6:27, 33, 34). Elkana was gewoon van jaar tot jaar naar Silo te gaan ’om zich voor Jehovah neer te werpen en hem een slachtoffer te brengen’. Hij had twee vrouwen, Hanna en Peninna. Ofschoon Hanna onvruchtbaar was, had Elkana haar lief en trachtte hij haar wegens haar kinderloosheid te troosten. Later verhoorde Jehovah Hanna’s gebed en zegende hij haar en haar man met de geboorte van Samuël en nog later met drie andere zonen en twee dochters. — 1Sa 1:2, 3, 5, 8, 19; 2:21.

5. Een levitische voorvader van een zekere Berechja. — 1Kr 9:16.

6. Een van de Korachieten die klaarblijkelijk in het gebied van Benjamin woonden en die „tot David kwamen te Ziklag, terwijl hij wegens Saul . . . nog in zijn bewegingsvrijheid beperkt was”. — 1Kr 12:1, 2, 6.

7. Een van de poortwachters voor de Ark ten tijde dat David haar uit het huis van Obed-Edom naar Jeruzalem liet brengen; misschien dezelfde als nr. 6. — 1Kr 15:23, 25.

8. Een hoogwaardigheidsbekleder die in rang onmiddellijk op koning Achaz van Juda volgde en die door Zichri, een sterke man uit Efraïm, werd gedood toen Pekah, de koning van Israël, Juda binnenviel. — 2Kr 28:6, 7.