Epafroditus
(Epafrodi̱tus) [van een grondwoord dat „opschuimen” betekent].
Een vertrouwenswaardig lid van de gemeente in Filippi (Macedonië). Hij werd met een liefdegave naar Paulus gestuurd, die zich destijds in Rome in gevangenschap bevond (ca. 59–61 G.T.) (Fil 2:25; 4:18). In Rome werd Epafroditus ’ziek, zelfs op de rand van de dood, maar God was hem barmhartig’. De Filippenzen vernamen van zijn ziekte en informeerden daarop misschien bezorgd naar hem. Aangezien Epafroditus ernaar verlangde de Filippenzen te zien en terneergeslagen was omdat zij van zijn ziekte hadden gehoord, achtte Paulus het raadzaam om Epafroditus na zijn herstel snel terug te sturen en vertrouwde hij hem zijn brief aan de gemeente in Filippi toe. Paulus moedigde de broeders aan om Epafroditus „op de gebruikelijke wijze in de Heer” te ontvangen en „dat soort van mannen dierbaar [te blijven] achten”. Epafroditus had zich namelijk ter wille van het werk des Heren aan gevaar blootgesteld en daarbij bijna het leven verloren (Fil 2:25-30). Epafroditus dient niet te worden verward met Epafras uit Kolosse.