Er
[Wekken; Opwekken].
1. Juda’s eerstgeboren zoon bij zijn Kanaänitische vrouw. Zijn vader gaf hem Tamar tot vrouw, maar omdat Er slecht bleek te zijn in de ogen van God bracht Jehovah hem ter dood voordat hij nakomelingen had kunnen verwekken. — Ge 38:1-7; 46:12.
2. Een zoon van Selah, de derde zoon van Juda bij zijn Kanaänitische vrouw. — Ge 38:2-5; 1Kr 4:21.
3. Een voorvader van Jezus Christus; de zoon van Jezus (Jose[s]) en de vader van Elmadan. — Lu 3:28.