Estemoa
(Estemo̱a), Estemo (Este̱mo) [misschien: Plaats van het luisteren (d.w.z. naar Gods woord)].
1. Zoon van Jisbah, of misschien een Judese stad waarin veel van de inwoners nakomelingen van Jisbah waren. — 1Kr 4:17.
2. Een Maächathiet en nakomeling van Hodia. — 1Kr 4:19.
3. Een stad in het bergland van Juda, ook wel Estemo genoemd. Hoewel ze oorspronkelijk aan Juda was toegewezen, werd ze later, met haar weidegronden, aan de levieten toebedeeld (Joz 15:50; 21:14; 1Kr 6:57). Ze komt overeen met het huidige dorp es Samuʽ (Eshtemoaʽ), dat ongeveer 15 km ten ZZW van Hebron ligt. Misschien dezelfde plaats als nr. 1.
Estemoa was een van de plaatsen waarheen David als vluchteling placht te gaan, en na zijn overwinning op de plunderende Amalekieten zond hij uit de buit een geschenk aan vrienden daar. — 1Sa 30:26-28.