Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ezra, Het boek

Ezra, Het boek

Een verslag waaruit blijkt hoe Jehovah zijn beloften om Israël uit de Babylonische ballingschap terug te brengen en de ware aanbidding in Jeruzalem te herstellen, nakwam. Het bevat ook de rijksverordeningen die werden uitgevaardigd om na de zeventigjarige verwoesting van Jeruzalem Jehovah’s aanbidding onder de joden te herstellen en vertelt op welke wijze dit werk, ondanks de obstakels die overwonnen moesten worden, ten uitvoer werd gebracht. Ezra hield door het hele boek heen nauwgezet aan het bovengenoemde doel vast. Dit is waarschijnlijk de reden waarom de gebeurtenissen die zich in bepaalde tijdsperiodes (zoals tussen hfdst. 6 en 7 van het boek) voordeden, niet worden vermeld, want het was niet de bedoeling van de schrijver een volledig historisch verslag over de toenmalige tijd te geven.

Schrijver. Ezra, die niet alleen een priester, een geleerde en een vaardig afschrijver was, maar die ook „zijn hart [had] bereid . . . om in Israël voorschrift en gerechtigheid te onderwijzen” en om misstanden recht te zetten die in verband met Jehovah’s aanbidding onder de gerepatrieerde Israëlieten waren ontstaan, was beslist uitermate geschikt om het boek te schrijven dat zijn naam draagt. De hem door de Perzische koning verleende volmacht verschafte hem bovendien de aanleiding en de bevoegdheid om het noodzakelijke nazoekwerk te verrichten, en het is alleen maar logisch om aan te nemen dat een man als hij een verslag over deze belangrijke periode uit de geschiedenis van zijn natie schreef (Ezr 7:6, 10, 25, 26). Het is derhalve in overeenstemming met de feiten dat het boek vanaf hoofdstuk 7 vers 27 t/m hoofdstuk 9 in de eerste persoon werd geschreven. De meeste geleerden zijn het erover eens dat het boek Ezra een vervolg is op het geschiedenisbericht der Kronieken, en een vergelijking van 2 Kronieken 36:22, 23 met Ezra 1:1-3 bevestigt dit. Dit is een verder bewijs dat Ezra de schrijver was. Ook de joodse overlevering beschouwt Ezra als de schrijver.

Authenticiteit. Het boek Ezra behoort tot de Hebreeuwse canon. Oorspronkelijk vormde het samen met Nehemia één boekrol. De Babylonische talmoed (Bava Batra 14b) volgt deze traditie, maar vanaf de 16de eeuw verschijnen de beide boeken in gedrukte Hebreeuwse bijbels afzonderlijk, ofschoon ze bij de opgave van het totale aantal boeken van de Hebreeuwse Geschriften nog steeds als één boek worden gerekend. De katholieke Nederlandse Professorenbijbel gebruikt niet alleen de aanduiding Eerste en Tweede boek Esdras (naar de Griekse schrijfwijze), maar noemt het Tweede boek ook „Nehemias”. Er bestaat een apocrief boek in het Grieks dat 3 Ezra wordt genoemd. Dit boek bevat gedeelten uit Twee Kronieken, Ezra en Nehemia, alsook bepaalde populaire legenden; dan is er nog een boek dat ten onrechte als 4 Ezra wordt aangeduid.

Het grootste deel van het boek Ezra werd in het Hebreeuws geschreven. Het bevat echter ook een aanzienlijk gedeelte in het Aramees, aangezien Ezra uit annalen en officiële documenten afschreef. Hieronder vielen ook afschriften van brieven die regeringsfunctionarissen „aan de overkant van de Rivier [de Eufraat]” naar de Perzische koningen stuurden, alsook de koninklijke antwoorden en verordeningen die bepaalde instructies voor deze functionarissen bevatten. Ezra verbond deze documenten met elkaar door korte geschiedkundige gegevens. Aramees was in Ezra’s tijd de diplomatentaal en de internationale handelstaal. De Aramese gedeelten worden in hoofdstuk 4 t/m 7 aangetroffen. Enkele gegevens heeft Ezra uit joodse archieven overgenomen, en dat gedeelte is natuurlijk in het Hebreeuws geschreven. Dit alles pleit eveneens voor de authenticiteit van het door Ezra opgetekende verslag.

Uit Ezra 7:23-26 blijkt dat de Perzische regering de wet van Mozes voor de joden bindend achtte en dat de Perzen derhalve tot het herstel van de ware aanbidding bijdroegen. Ezra noemt de Perzische koningen in de juiste volgorde. Thans wordt de nauwkeurigheid van het boek Ezra door de meeste geleerden erkend. In The New Westminster Dictionary of the Bible wordt ronduit gezegd: „Over de betrouwbaarheid van de historische inhoud bestaat geen twijfel” (onder redactie van H. Gehman, 1970, blz. 291). Het verslag in het boek Ezra is derhalve betrouwbaar, en Ezra was een historische figuur.

Wanneer en waar geschreven. Het boek Ezra werd, samen met de boeken der Kronieken, omstreeks 460 v.G.T. geschreven. Ezra begint met de vermelding van het decreet van Cyrus waarin het de joden werd toegestaan uit Babylon naar hun land terug te keren. Het was in het 1ste regeringsjaar van Cyrus dat deze Perzische koning een oproep liet rondgaan waardoor de joden werden aangemoedigd terug te keren (Ezr 1:1). Juda en Jeruzalem hadden vanaf de herfst van 607 v.G.T., toen de laatste bewoners die Nebukadnezar had achtergelaten naar Egypte waren getrokken, woest gelegen, zonder inwoners. Het zeventigste jaar van Jeruzalems verwoesting — de laatste sabbat die het land moest afbetalen — zou eindigen in de herfst van 537 v.G.T. Cyrus’ decreet moet om twee redenen laat in 538 v.G.T. of vroeg in 537 zijn uitgevaardigd. De verwoesting moest tot het einde van het zeventigste jaar duren, en van de bevrijde Israëlieten kon niet verwacht worden dat zij de reis in de regenachtige wintertijd zouden ondernemen, wat het geval geweest zou zijn als het decreet enkele maanden eerder was uitgevaardigd. Waarschijnlijk werd het in het begin van de lente van 537 v.G.T. uitgevaardigd, om de joden de kans te geven de reis in de droge tijd te ondernemen, in Jeruzalem aan te komen en het altaar op de eerste dag van de zevende maand (Tisjri) van het jaar 537 v.G.T. (29 september volgens de Gregoriaanse kalender) op te richten. — Ezr 3:2-6.

Na de beschrijving van het paschafeest en het feest der ongezuurde broden, die na de voltooiing van de tempel in 515 v.G.T. gevierd werden, slaat Ezra de daaropvolgende tijdsperiode over en neemt de draad van het verhaal weer op in het 7de regeringsjaar van Artaxerxes, de koning van Perzië (468 v.G.T.), wanneer Ezra zelf in het beeld komt. Ezra schrijft vanaf hoofdstuk 7 vers 27 t/m hoofdstuk 9 in de eerste persoon, maar gaat dan in hoofdstuk 10 over op de derde persoon, zichzelf op de achtergrond stellend om zich te concentreren op de activiteiten van de vorsten, de priesters, de levieten en de rest van de gerepatrieerden, terwijl hij zich vooral bezighoudt met het rechtzetten van de situatie van degenen die buitenlandse vrouwen hadden gehuwd.

[Kader op blz. 670]

HOOFDPUNTEN UIT EZRA

De herbouw van de tempel in Jeruzalem en het herstel van de ware aanbidding daar na de Babylonische ballingschap

Het boek behandelt een periode van ongeveer zeventig jaar, gerekend vanaf de tijd dat de joden uit ballingschap in Babylon waren teruggekeerd

Cyrus vaardigt een vrijlatingsdecreet uit, en een overblijfsel van joodse ballingen keert naar Jeruzalem terug (in 537 v.G.T.) om de tempel te herbouwen (1:1–3:6)

Herbouw van de tempel (3:7–6:22)

Fundament gelegd in tweede jaar van de terugkeer uit ballingschap

Vijanden verhinderen herhaaldelijk de herbouw van de tempel en krijgen het ten slotte voor elkaar dat het werk wordt gestaakt totdat de profeten Zacharia en Haggaï, in het 2de jaar van Darius I (520 v.G.T.), het volk aanmoedigen de bouwwerkzaamheden te hervatten

Een officieel onderzoek van de Perzische archieven die zich in Babylon en in Ekbatana bevinden, onthult dat Cyrus de joden had gemachtigd de tempel te herbouwen, en dus vaardigt Darius I het bevel uit dat het werk ongehinderd voortgang moet vinden en dat overtreders van dit bevel met de dood gestraft moeten worden

In het 6de jaar van Darius I (515 v.G.T.) wordt de tempelbouw voltooid, waarna het gebouw wordt ingewijd en het Pascha wordt gevierd

Ezra gaat naar Jeruzalem (in 468 v.G.T.) met gaven voor de tempel en om rechters aan te stellen (7:1–8:36)

De Perzische monarch Artaxerxes (Longimanus) verleent toestemming voor de reis

Ezra en ongeveer 1500 mannen, alsook 258 levieten en Nethinim uit Kasifja, vertrekken met goud, zilver en gerei voor de tempel van een verzamelpunt bij de rivier de Ahava; ruim drie en een halve maand later komen zij in Jeruzalem aan

Reiniging van Israël, met inbegrip van de priesterschap (9:1–10:44)

Wanneer Ezra verneemt over de verontreiniging door huwelijken met buitenlandse vrouwen, doet hij in gebed een openlijke belijdenis aan Jehovah

Sechanja bekent zonde en stelt voor een verbond te sluiten dat zij de buitenlandse vrouwen met hun nakomelingen zullen wegzenden

Alle vroegere ballingen wordt geboden zich in Jeruzalem te verzamelen; er wordt dan besloten dat vorsten geleidelijk de individuele gevallen van verontreiniging zullen onderzoeken

Daarop zenden priesters, levieten en de rest van de mannen hun buitenlandse vrouwen met hun zonen weg