Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Galilea, Zee van

Galilea, Zee van

Een zoetwatermeer in het N van Palestina, dat ook de Zee van Kinnereth (Nu 34:11), het Meer van Gennesareth (Lu 5:1) en de Zee van Tiberias (Jo 6:1) werd genoemd. (Het met „zee” vertaalde Griekse woord kan ook „meer” betekenen.) — KAART: Deel 2, blz. 740; AFB.: Deel 1, blz. 336 en Deel 2, blz. 740.

Grootte en topografie van het gebied. De Zee van Galilea ligt gemiddeld 210 m onder de spiegel van de Middellandse Zee en maakt deel uit van de Jordaanslenk. De grootste diepte bedraagt rond de 48 m. Van N naar Z strekt dit meer zich over ongeveer 21 km uit, en de maximale breedte bedraagt zo’n 12 km. Afhankelijk van het jaargetijde varieert de kleur van het heldere water van de Zee van Galilea van groen tot blauw, en de gemiddelde temperatuur van het water schommelt tussen 14 °C in februari en 30 °C in augustus. Dit meer wordt hoofdzakelijk door de Jordaan gevoed.

De bedding van de Zee van Galilea gelijkt op een reusachtig bekken. Aan de oostelijke oever verheffen zich steile, met lava bedekte kalksteenbergen, die een hoogte van zo’n 610 m bereiken. In het W daarentegen rijzen de bergen niet zo abrupt uit de zee op. Vrijwel de gehele Zee van Galilea wordt door heuvels en bergen omgeven, met uitzondering van de vlakten rond de Jordaan, dat wil zeggen, daar waar de rivier in het N in het meer stroomt en daar waar ze in het ZW haar loop voortzet. Het gebied in het N is met grote basaltkeien bezaaid. Niet ver ten Z van de stad Tiberias aan de W-oever bevinden zich hete zwavelbronnen, die van oudsher beroemd zijn wegens hun geneeskrachtige eigenschappen. Een van de zeven bronnen daar heeft een temperatuur van 58 °C.

Klimaat. Het warme klimaat aan de Zee van Galilea is bevorderlijk voor de groei van tropische planten zoals de lotusstruik, palmen en indigoplanten. Aan de oevers van het meer vindt men landschildpadden, waterschildpadden, zoetwaterkreeften en vlokreeften. Het wemelt er van de vogels en de vissen. In de 19de eeuw merkte de natuuronderzoeker H. B. Tristram op: „Wie de dichtheid van de scholen vis in de Zee van Galilea niet heeft gezien, kan zich daar nauwelijks een voorstelling van maken. Vaak beslaan deze scholen een oppervlakte van bijna een halve hectare of nog meer, en terwijl deze menigte vissen zich met hun rugvinnen net boven het wateroppervlak uit langzaam voortbewegen, zijn ze zo dicht opeengepakt dat het op enige afstand lijkt of er een hevige regenbui op het water neerklettert.” — The Natural History of the Bible, 1889, blz. 285.

Plotseling opstekende stormen, zoals Jezus Christus en zijn discipelen meemaakten, zijn niet ongewoon (Mt 8:24; 14:24). Wegens de lage ligging van de Zee van Galilea is de luchttemperatuur daar veel hoger dan in de omringende hoogvlakten en bergen. Hierdoor treden er atmosferische storingen op. Ook waaien er van de met sneeuw bedekte Hermon, die niet ver daarvandaan in het N ligt, sterke winden door het Jordaandal.

In de 1ste eeuw G.T. waren de oevers van dit meer dichtbevolkt. Maar van de negen steden die volgens Josephus aan de Zee van Galilea lagen, is thans alleen Tiberias nog over.

Jezus’ bediening in het gebied. Het meer speelde een belangrijke rol tijdens Jezus’ aardse bediening. Een aantal malen sprak de Zoon van God vanuit een boot tot grote scharen die zich op het brede kiezelstrand verzameld hadden (Mr 3:9; 4:1; Lu 5:1-3). Bij een van deze gelegenheden bewerkte hij door een wonder dat enkele van zijn discipelen een grote visvangst hadden en riep hij Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes om „vissers van mensen” te worden (Mt 4:18-22; Lu 5:4-11). In de omgeving van de Zee van Galilea verrichtte Jezus vele krachtige werken. Hij genas de zieken, dreef demonen uit (Mr 3:7-12), bracht de wind en de zee tot bedaren (Mr 4:35-41) en liep op het water (Jo 6:16-21); eens voedde hij door een wonder meer dan 5000 mensen, en bij een andere gelegenheid voedde hij er meer dan 4000, in beide gevallen met slechts een paar broden en enkele vissen (Mt 14:14-21; 15:29, 34-38). Terecht veroordeelde Jezus drie steden in dat gebied — Chorazin, Bethsaïda en Kapernaüm — omdat hun inwoners ondanks de vele krachtige werken die zij hadden gezien, niet naar hem luisterden. — Mt 11:20-24.

Na zijn opstanding uit de doden verscheen Jezus bij de Zee van Galilea aan enkele van zijn discipelen en bewerkte hij voor een tweede maal door een wonder dat zij een grote visvangst hadden. Vervolgens beklemtoonde hij de belangrijkheid van het voeden van zijn schapen. — Jo 21:1, 4-19.