Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Gallio

Gallio

(Ga̱llio).

De proconsul van Achaje, voor wiens rechterstoel de joden Paulus ervan beschuldigden dat hij de mensen tot een andere overtuiging in verband met het aanbidden van God bracht. Gallio wees de zaak af omdat er geen overtreding van de Romeinse wet in het geding was. Daarop gaf de schare Sosthenes, de presiderende dienaar van de synagoge, een pak slaag, maar Gallio trok zich ook hier niets van aan. — Han 18:12-17.

Volgens wereldlijke bronnen werd Gallio omstreeks het begin van de 1ste eeuw G.T. in Córdoba (Spanje) geboren. Hij was de zoon van de retor Seneca en de oudere broer van de filosoof Seneca. Gallio’s oorspronkelijke naam was Lucius Annaeus Novatus. Maar nadat hij door de redenaar Lucius Junius Gallio was geadopteerd, nam hij de naam van zijn adoptiefvader aan.

Een inscriptie uit Delphi vormt een hulp om Gallio’s ambtsperiode als proconsul van Achaje te dateren (Han 18:12). De tekst van de inscriptie moest gereconstrueerd worden, aangezien er slechts enkele fragmenten bewaard zijn gebleven, maar hij bevat onmiskenbaar de naam „[Lucius Ju]nius Gallio, . . . proconsul”. Geschiedschrijvers zijn het er algemeen over eens dat de tekst een brief van keizer Claudius is en dat het erin voorkomende getal 26 betrekking heeft op het feit dat Claudius voor de 26ste maal tot imperator werd uitgeroepen. (Claudius verleende Achaje weer de status van een eigen provincie, die verantwoording schuldig was aan de senaat en derhalve een proconsul had.) Vermoedelijk werd deze brief in de eerste helft van 52 G.T. geschreven, want zoals uit andere inscripties blijkt, werd Claudius vóór 1 augustus 52 G.T. voor de 27ste maal tot imperator uitgeroepen. Volgens een Karische inscriptie en een inscriptie op het aquaduct Aqua Claudia in Rome werd Claudius voor de 26ste en 27ste maal tot imperator uitgeroepen in de twaalfde periode van zijn tribunicische bewind. Deze twaalfde tribunicische periode begon op 25 januari 52 G.T. en eindigde op 24 januari 53 G.T. De ambtsperiode van Gallio als proconsul van Achaje (zo’n ambtsperiode duurde gewoonlijk telkens een jaar en begon aan het begin van de zomer) schijnt zich daarom uitgestrekt te hebben van de zomer van 51 G.T. tot de zomer van 52 G.T., hoewel sommige geleerden de voorkeur geven aan 52/53 G.T.

Deel van een inscriptie die de naam Gallio (ΓΑΛΛΙΩΝ) bevat