Gamul
(Ga̱mul) [misschien: Gespeende (of: Iemand die een gepaste behandeling ontvangt)].
Een Aäronitische priester in Davids tijd, die door het lot gekozen werd als overste van de 22ste priesterafdeling in verband met de dienst in het heiligdom. — 1Kr 24:1-3, 5, 17.