Gathiet
(Gathi̱e̱t) [Van (behorend tot) Gath].
Een benaming die dikwijls wordt gebruikt voor een inwoner van de Filistijnse stad Gath of voor iemand die daar geboren is (Joz 13:2, 3). De reus Goliath was een Gathiet (2Sa 21:19; 1Kr 20:5). Een aantal Gathieten, onder wie Ittai (die „een buitenlander” en „een balling” of verbannene uit zijn woonplaats wordt genoemd), bleven David trouw toen deze wegens Absaloms opstand moest vluchten. — 2Sa 15:13, 18-22; 18:2; zie GATH; ITTAI nr. 1.
De aanduiding „Gathiet” wordt echter ook toegepast op Obed-Edom, in wiens huis de ark van het verbond enige tijd verbleef (2Sa 6:10, 11; 1Kr 13:13). Sommige geleerden geloven dat hij eveneens uit het Filistijnse Gath afkomstig was. Het lijkt echter waarschijnlijker dat Obed-Edom een leviet was en misschien een Gathiet werd genoemd omdat hij uit de levietenstad Gath-Rimmon kwam. — Joz 21:20, 23, 24; zie OBED-EDOM nr. 1.