Gazzam
(Ga̱zzam) [misschien: Rups (d.w.z. een afsnijder)].
Voorvader van enkele Nethinim die met Zerubbabel uit de Babylonische ballingschap terugkeerden. — Ezr 2:1, 2, 43, 48; Ne 7:46, 51.
(Ga̱zzam) [misschien: Rups (d.w.z. een afsnijder)].
Voorvader van enkele Nethinim die met Zerubbabel uit de Babylonische ballingschap terugkeerden. — Ezr 2:1, 2, 43, 48; Ne 7:46, 51.