Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Gegoten zee (koperen zee)

Gegoten zee (koperen zee)

Bij de bouw van de tempel tijdens Salomo’s regering werd het draagbare koperen bekken, dat men in de tabernakel had gebruikt, vervangen door een „gegoten zee” (Ex 30:17-21; 1Kon 7:23, 40, 44). Ze werd vervaardigd door Hiram, een man van Hebreeuws-Fenicische afkomst, en werd blijkbaar een „zee” genoemd wegens de grote hoeveelheid water die ze kon bevatten. Ze was eveneens van koper en mat „tien el [4,5 m] van de ene rand tot de andere rand, helemaal rond; en ze was vijf el [ca. 2,2 m] hoog, en met een snoer van dertig el [13,4 m] kon men haar rondom omspannen”. — 1Kon 7:23.

De omtrek. De omtrek van 30 el is kennelijk een afgerond getal, want 31,4 el zou preciezer zijn. Christopher Wordsworth citeert een zekere Rennie, die de volgende interessante opmerking maakte: „Tot aan de tijd van Archimedes [3de eeuw v.G.T.] berekende men de omtrek van een cirkel altijd in rechte lijnen met behulp van de straal; en uit de aard der zaak zou Hiram voor de omtrek van de zee dertig el aangeven, berekend zoals toen onveranderlijk de gewoonte was, namelijk met behulp van de straal of halve middellijn van vijf el, die men met zes vermenigvuldigde om de perimeter of ’rand’ te berekenen, hetgeen de aangegeven dertig el opleverde. Kennelijk ging het er in het schriftgedeelte slechts om de afmetingen van de Zee zo aan te geven als destijds gebruikelijk en voor iedereen begrijpelijk was, waarbij de omtrek werd berekend volgens de methode die destijds door alle vaklieden, dus ook door Hiram, werd toegepast om cirkels te meten. Maar natuurlijk moet hij heel goed geweten hebben dat als de omtrek van de zeshoek die aldus met behulp van de straal werd geconstrueerd, dertig el was, de eigenlijke gebogen lijn van de omtrek iets langer geweest moet zijn” (The Holy Bible with Notes and Introductions, Londen, 1887, Deel III, blz. 26, 27). Het schijnt dus de gewoonte geweest te zijn met een verhouding van drie op een te werken (d.w.z. omtrek gelijk aan driemaal de middellijn) om de omtrek van een cirkel bij benadering te berekenen.

Van koper. De koperen zee was versierd met „pompoenvormige ornamenten” en stond op twaalf stierfiguren, die in groepen van drie naar het noorden, zuiden, oosten en westen gekeerd stonden. De rand van de zee was zo gevormd dat hij op een leliebloesem leek. De dikte van dit enorme vat bedroeg „een handbreedte” (ca. 7,4 cm) (1Kon 7:24-26). Deze geweldige hoeveelheid koper was afkomstig van koning Davids veroveringen in Syrië (1Kr 18:6-8). Het gieten vond plaats in lemen vormen in de omgeving van de Jordaan en was werkelijk een opmerkelijke prestatie. — 1Kon 7:44-46.

De inhoud. Volgens het verslag in 1 Koningen 7:26 bevatte de zee „tweeduizend bath-maten”, terwijl het parallelle verslag in 2 Kronieken 4:5 over „drieduizend bath-maten” spreekt. Sommigen beweren dat het verschil aan een schrijffout in het verslag van Kronieken te wijten is. Maar hoewel in beide gevallen hetzelfde Hebreeuwse werkwoord staat, kan het verschillend vertaald worden. Het kan zowel „bevatten” als „een inhoud (capaciteit) hebben van” betekenen. Het is dus mogelijk dat het verslag in Koningen vertelt hoeveel water het reservoir gewoonlijk bevatte, terwijl in Kronieken wordt aangegeven wat de werkelijke capaciteit van het vat was.

Er zijn bewijzen dat de bath-maat in de oudheid met ongeveer 22 l overeenkwam. Dientengevolge bevatte de zee, wanneer ze voor twee derde van haar capaciteit gevuld was, gewoonlijk rond de 44.000 l water. Om de aangegeven capaciteit te kunnen hebben, kan de zee geen rechte wanden hebben gehad, maar moet ze onder de rand, of kant, gewelfd zijn geweest, waardoor ze een bolvorm kreeg. Een vat met die vorm en van bovengenoemde afmetingen kan wel 66.000 l bevatten. Josephus, een joodse geschiedschrijver uit de 1ste eeuw G.T., beschrijft de zee als „een halve bol”. Hij geeft ook te kennen dat de zee tussen het brandofferaltaar en het tempelgebouw, iets ten Z daarvan, stond. — De joodse oudheden, VIII, iii, 5; VIII, iii, 6.

Behalve de koperen zee waren er nog tien kleinere koperen bekkens op wagentjes, en deze werden blijkbaar met water uit de koperen zee gevuld (1Kon 7:38, 39). Volgens de rabbijnse overlevering waren aan de zee verscheidene kranen aangebracht. De tien bekkens gebruikte men voor het wassen van bepaalde offers en waarschijnlijk ook voor ander reinigingswerk, maar „de zee was voor de priesters, om zich daarin te wassen” (2Kr 4:6). Sommige rabbijnen koesteren de opvatting dat de priesters zich geheel in het water van de koperen zee onderdompelden, terwijl Josephus zegt dat het voor de priesters bestemd was, „opdat zij hun handen en voeten zouden wassen” (De joodse oudheden, VIII, iii, 6). Wat ook het geval geweest mag zijn, de koperen zee had met de reiniging van de priesters te maken.

In de profetie. Het doel waartoe de koperen zee diende, verschaft de sleutel tot begrip van de in het boek Openbaring genoemde „glazen zee”, die de apostel Johannes in een visioen vóór de troon van God zag (Opb 4:6; 15:2). Ze was „kristal gelijk” en had dus misschien doorzichtige wanden (vgl. Opb 21:18, 21), zodat men de inhoud kon zien. Degenen die aan deze zee staan, personen die de overwinning hebben behaald over „het wilde beest” en zijn „beeld”, komen overeen met de in Openbaring 17:14 en 20:4-6 beschreven „geroepenen en uitverkorenen en getrouwen”. Zij zullen tijdens Christus’ duizendjarige regering dienst doen als „priesters van God en van de Christus” en zullen met Christus als koningen regeren. (Vgl. 1Pe 2:9.) Dat deze priesterklasse gezien wordt naast de „glazen zee” die zich vóór Gods troon bevindt, doet denken aan de reiniging van de christelijke gemeente „met het bad des waters door middel van het woord”, waarover de apostel Paulus spreekt (Ef 5:25-27). Jezus sprak eveneens over de reinigende kracht van het woord van God dat hij verkondigde (Jo 15:3). Dat het water in de zee „met vuur vermengd” was (Opb 15:2), duidt ongetwijfeld op oordelen van God, want vuur wordt dikwijls in dit verband gebruikt, ja, van God zelf wordt gezegd dat hij voor degenen die zijn goddelijke wil verwerpen, als „een verterend vuur” is. — Heb 12:25, 29.

De symboliek van de „glazen zee” in Johannes’ visioen illustreert dus de geïnspireerde verklaring van Paulus dat de aardse tabernakel en tempel met hun toebehoren en de ermee samenhangende priesterlijke functies een afschaduwing waren van hemelse dingen. (Vgl. Heb 8:4, 5; 9:9, 11, 23, 24; 10:1.) Zie voor de betekenis van de stierfiguren waarop de koperen zee van Salomo’s tempel rustte, het artikel STIER.