Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Geslachtsregister van Jezus Christus

Geslachtsregister van Jezus Christus

In het eerste hoofdstuk van Mattheüs vinden wij het geslachtsregister van Jezus, te beginnen bij Abraham. In Lukas hoofdstuk 3 staat een geslachtsregister dat teruggaat tot „Adam, zoon van God”. Het geslachtsregister van Jezus is het enige geslachtsregister dat in de christelijke Griekse Geschriften voorkomt. Een deel van zijn geslachtslijn staat in 1 Kronieken hoofdstuk 1 t/m 3 en loopt van Adam via Salomo en Zerubbabel. De boeken Genesis en Ruth bevatten samen de geslachtslijn van Adam tot David.

De laatste drie lijsten (Genesis/Ruth, 1 Kronieken en Lukas) stemmen van Adam tot Arpachsad volledig met elkaar overeen, met onbeduidende verschillen in de schrijfwijze van bepaalde namen; zo heet bijvoorbeeld Kenan in Lukas 3:37 „Kainan”. De lijsten in Kronieken en Genesis/Ruth stemmen tot David overeen, terwijl Lukas tussen Arpachsad en Sela nog een „Kainan” heeft ingelast. — Lu 3:35, 36.

Van Salomo tot Zerubbabel stemmen het Kroniekenverslag en Mattheüs in hoofdzaak overeen. Mattheüs laat echter enkele namen weg. Deze afwijkingen en de afwijkingen in de opsomming van David tot Jezus in Lukas’ verslag zullen later worden besproken.

Onder het trefwoord GESLACHTSREGISTER hebben wij aangetoond dat de joden niet alleen veel particuliere familiegeslachtsregisters bijhielden maar ook openbare geslachtsregisters, en dat de kroniekschrijvers, zoals Ezra, toegang tot deze archieven hadden als zij hun lijsten samenstelden; verder dat de openbare archieven blijkbaar tot het jaar zeventig van de 1ste eeuw van onze tijdrekening hebben bestaan. Dat de Messias van Abraham afstamde en dat zijn geslachtslijn via David liep, was voor de joden van het grootste belang. Wij kunnen dan ook vol vertrouwen aannemen dat Mattheüs en Lukas deze lijsten geraadpleegd hebben.

De betrouwbaarheid van de geslachtsregisters in de Evangeliën. De vraag rijst: Waarom laat Mattheüs enkele namen weg die in de lijsten van de andere kroniekschrijvers voorkomen? Allereerst moet worden opgemerkt dat men niet elke schakel van de afstammingslijn hoefde te vermelden om zijn afstamming te bewijzen. Toen Ezra in Ezra 7:1-5 zijn priesterlijke afstamming aantoonde, liet hij bijvoorbeeld verscheidene namen weg die in de in 1 Kronieken 6:1-15 opgetekende priesterlijn voorkomen. Kennelijk was het niet nodig al deze voorvaders te noemen om de joden het bewijs te leveren dat hij van priesterlijke afkomst was. Hetzelfde geldt voor Mattheüs: Hij heeft ongetwijfeld gebruik gemaakt van de openbare registers en daaruit namen overgeschreven, niet alle namen, maar alleen die welke nodig waren om Jezus’ afstamming van Abraham en David te bewijzen. Hij had ook toegang tot de Hebreeuwse Geschriften, die hij naast de officiële openbare registers kon raadplegen. — Vgl. Ru 4:12, 18-22 en Mt 1:3-6.

De door Mattheüs en Lukas opgestelde lijsten bevatten namen die door de joden van die tijd algemeen als authentiek werden erkend. De schriftgeleerden en Farizeeën, alsook de Sadduceeën, waren doodsvijanden van het christendom, en zij zouden elk mogelijk argument gebruikt hebben om Jezus in diskrediet te brengen, maar het is opmerkenswaard dat zij deze geslachtsregisters nooit hebben aangevochten. Zij zouden zich de gelegenheid beslist niet hebben laten ontgaan op eventuele fouten in de door Mattheüs of Lukas opgestelde geslachtslijn van Jezus te wijzen, indien die waren gemaakt. Want tot 70 G.T. hadden zij blijkbaar ongehinderd toegang tot de openbare geslachtsregisters en tot de Heilige Schrift.

Hetzelfde geldt voor de eerste-eeuwse heidense vijanden van het christendom. Velen van hen waren, net als die vijandig gezinde joden, geleerden die onmiddellijk de aandacht gevestigd zouden hebben op elke eventuele aanwijzing waaruit zou blijken dat de lijsten van Mattheüs en Lukas niet authentiek en tegenstrijdig waren. Er bestaat echter geen enkele aanwijzing dat de heidense vijanden de eerste christenen op dit punt hebben aangevallen.

Verder bereikten zowel Mattheüs als Lukas hun doel, en dat was alles wat zij beoogden. Om te bewijzen dat Jezus van Abraham en David afstamde, hoefden zij niet een nieuw geslachtsregister op te stellen. Zij hoefden alleen maar af te schrijven van de openbare, door de joden volledig geaccepteerde registers die er bestonden met betrekking tot de afstammingslijn van David en van de priesterschap en met betrekking tot alle andere gegevens die noodzakelijk waren om iemands afstamming te bewijzen. (Zie Lu 1:5; 2:3-5; Ro 11:1.) Zelfs al was er in deze registers iets weggelaten, dan deed dit geen afbreuk aan wat deze evangelieschrijvers beoogden en ook bereikten, namelijk, het leveren van een wettelijk en openlijk erkend bewijs voor de afstamming van Jezus de Messias.

Problemen in het door Mattheüs opgetekende geslachtsregister van Jezus. Mattheüs verdeelt het geslachtsregister van Abraham tot Jezus in drie gedeelten van elk veertien geslachten (Mt 1:17). Deze indeling kan als geheugensteuntje hebben gediend. Maar wanneer men de namen telt, komt men in totaal op 41 en niet op 42 namen. Een mogelijke verklaring van de wijze waarop Mattheüs de namen geteld kan hebben, is de volgende: Van Abraham tot David telt hij veertien namen. Vervolgens is David de eerste van de volgende veertien namen, die met Josia eindigen. Ten slotte begint de derde reeks van veertien namen met Jechonja (Jojachin) en eindigt met Jezus. Merk op dat Mattheüs de naam David als de laatste van de eerste veertien namen noemt en hem vervolgens als de eerste van de volgende veertien herhaalt. Daarna herhaalt hij de uitdrukking „de wegvoering naar Babylon”, die hij met Josia en diens zonen in verband brengt. — Mt 1:17.

Zoals reeds is opgemerkt, kan Mattheüs zijn lijst exact uit het door hem gebruikte openbare register hebben overgenomen, of hij kan als geheugensteuntje doelbewust enkele tussenschakels hebben weggelaten. Een verklaring voor het feit dat hier drie koningen uit Davids geslachtslijn tussen Joram en Uzzia (Azarja) zijn weggelaten, kan echter zijn dat Joram de goddeloze Athalia uit het huis van Achab, de dochter van Izebel, gehuwd had en zodoende dit door God veroordeelde geslacht in de lijn van de koningen van Juda had gebracht (1Kon 21:20-26; 2Kon 8:25-27). Mattheüs noemt alleen Joram, die de goddeloze verbintenis was aangegaan, en laat dan de namen van de volgende drie koningen tot het vierde geslacht weg, namelijk Ahazia, Joas en Amazia, de nakomelingen uit deze verbintenis. — Vgl. Mt 1:8 met 1Kr 3:10-12.

Mattheüs vermeldt dat Zerubbabel de zoon van Sealthiël was (Mt 1:12), en dit strookt met andere verwijzingen (Ezr 3:2; Ne 12:1; Hag 1:14; Lu 3:27). Maar in 1 Kronieken 3:19 wordt Zerubbabel als de zoon van Pedaja aangeduid. Blijkbaar was Zerubbabel de vleselijke zoon van Pedaja en op grond van het zwagerhuwelijk de wettelijke zoon van Sealthiël. Een andere mogelijkheid is dat Zerubbabel na de dood van zijn vader Pedaja door Sealthiël als diens zoon werd grootgebracht en dientengevolge wettelijk als de zoon van Sealthiël werd erkend.

Een probleem in het door Lukas opgetekende geslachtsregister van Jezus. In de beschikbare handschriften van het Evangelie van Lukas is tussen Arpachsad en Selah een tweede „Kainan” ingelast (Lu 3:35, 36; vgl. Ge 10:24; 11:12; 1Kr 1:18, 24). De meeste geleerden beschouwen dit als een fout van de afschrijver. In de Hebreeuwse Geschriften komt „Kainan” op deze plaats niet voor in de geslachtslijsten van de Hebreeuwse en Samaritaanse teksten, noch in een van de targoems of vertalingen behalve de Griekse Septuaginta. Ook schijnt de naam zelfs niet in de oudere afschriften van de Septuaginta te hebben gestaan, want Josephus, die gewoonlijk de Septuaginta volgt, noemt Sala (Selah) onmiddellijk na Arphaxad (Arpachsad) als diens zoon (De joodse oudheden, I, vi, 4). De vroege schrijvers Irenaeus, Africanus, Eusebius en Hiëronymus verwierpen de in afschriften van het Lukasevangelie voorkomende tweede „Kainan” als een interpolatie. — Zie KAINAN nr. 2.

Waarom stemmen de geslachtsregisters van Jezus Christus in het evangelie van Mattheüs en Lukas niet met elkaar overeen?

In bijna alle gevallen waarin de door Lukas en Mattheüs opgetekende namen in het geslachtsregister van Jezus van elkaar verschillen, komt dit doordat Lukas de geslachtslijn via Davids zoon Nathan terugvoert en niet zoals Mattheüs via Salomo (Lu 3:31; Mt 1:6, 7). Lukas volgt klaarblijkelijk de stamboom van Maria en toont derhalve aan dat Jezus een natuurlijke nakomeling van David was, terwijl Mattheüs laat zien dat Jezus als een nakomeling van Salomo via Jozef, die wettelijk gezien Jezus’ vader was, het wettelijke recht op de troon van David had. Zowel Mattheüs als Lukas geven te kennen dat Jozef niet de werkelijke vader van Jezus was, maar enkel zijn pleegvader, door wie Jezus het wettelijke recht kreeg. Mattheüs wijkt van de tot dusver in zijn geslachtsregister gevolgde stijl af wanneer hij bij Jezus komt. Hij schrijft namelijk: „Jakob werd de vader van Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus werd geboren, die Christus wordt genoemd” (Mt 1:16). Merk op dat hij niet zegt: ’Jozef werd de vader van Jezus’; hij duidt hem veeleer aan als „de man van Maria, uit wie Jezus werd geboren”. Lukas drukt zich zelfs nog nauwkeuriger uit, want na eerder te hebben aangetoond dat Jezus, hoewel uit Maria geboren, in werkelijkheid de Zoon van God was (Lu 1:32-35), zegt hij: „Jezus was . . . naar men meende, de zoon . . . van Jozef, zoon van Eli.” — Lu 3:23.

Aangezien Jezus niet de echte zoon van Jozef was, maar de Zoon van God, moest het door Lukas opgetekende geslachtsregister van Jezus aantonen dat hij op grond van zijn geboorte als mens via zijn moeder Maria een zoon van David was. Frederic Louis Godet schreef over de door Mattheüs en Lukas opgetekende geslachtsregisters van Jezus: „Deze gedetailleerde bestudering van de tekst leidt ons er aldus toe te erkennen — 1. Dat het geslachtsregister van Lukas dat van Eli, de grootvader van Jezus, is; 2. Dat, aangezien deze afstamming van Jezus via Eli duidelijk tegenover Zijn afstamming via Jozef gesteld wordt, het document dat hij voor ons heeft bewaard, in zijn ogen niets anders kan zijn dan het geslachtsregister van Jezus via Maria. Maar waarom noemt Lukas Maria niet en gaat hij onmiddellijk van Jezus op Zijn grootvader over? In de oudheid was men van mening dat het niet passend was de moeder als lid van de genealogische keten te noemen. Bij de Grieken was een man de zoon van zijn vader, niet van zijn moeder; en onder de joden gold de spreuk: ’Genus matris non vocatur genus [„De nakomeling van de moeder wordt niet (haar) nakomeling genoemd”]’ (’Baba bathra’, 110, a).” — Commentary on Luke, 1981, blz. 129.

In feite blijkt uit elk van de beide geslachtsregisters (dat van Mattheüs en dat van Lukas) Jezus’ afstamming van David, het ene via Salomo en het andere via Nathan (Mt 1:6; Lu 3:31). Een onderzoek van de lijsten van Mattheüs en Lukas wijst uit dat ze vanaf Salomo en Nathan uiteengaan en later bij twee personen, Sealthiël en Zerubbabel, weer samenkomen. Dit kan als volgt worden verklaard: Sealthiël was de zoon van Jechonja; misschien door zijn huwelijk met de dochter van Neri werd hij diens schoonzoon en werd als zodanig de „zoon van Neri” genoemd. Het is eveneens mogelijk dat Neri geen zonen had, zodat Sealthiël ook om die reden als zijn „zoon” werd beschouwd. Zerubbabel, die waarschijnlijk de werkelijke zoon van Pedaja was, werd zoals reeds is gezegd, wettelijk als de zoon van Sealthiël gerekend. — Vgl. Mt 1:12; Lu 3:27; 1Kr 3:17-19.

Vervolgens laten de genealogische registers zien dat Zerubbabel twee zonen had, Resa en Abiud; op dit punt gaan de afstammingslijnen weer uiteen. (Mogelijk ging het hier niet om werkelijke zonen, maar om nakomelingen, of op zijn minst zou één een schoonzoon geweest kunnen zijn.) (Vgl. 1Kr 3:19; Lu 3:27; Mt 1:13.) Zowel het door Mattheüs als het door Lukas samengestelde geslachtsregister van Jezus verschilt hier van dat in 1 Kronieken hoofdstuk 3. De reden hiervoor kan zijn dat Mattheüs en mogelijk ook Lukas een aantal namen opzettelijk hebben weggelaten. Men moet echter niet vergeten dat zulke verschillen in de geslachtslijsten van Mattheüs en Lukas zeer waarschijnlijk reeds voorkwamen in de geslachtsregisters die destijds voorhanden waren en door de joden volledig werden geaccepteerd; het waren dus geen veranderingen die Mattheüs en Lukas hadden aangebracht.

Wij kunnen dus tot de slotsom komen dat beide lijsten, die van Mattheüs en die van Lukas, twee waarheden samensmelten: (1) Jezus was werkelijk de Zoon van God en de natuurlijke erfgenaam van het Koninkrijk, omdat hij door een wonder uit de maagd Maria, die uit de geslachtslijn van David stamde, werd geboren; (2) Jezus was ook de wettelijke erfgenaam in de mannelijke afstammingslijn die van David en Salomo via zijn pleegvader Jozef liep (Lu 1:32, 35; Ro 1:1-4). Indien vijandig gezinde joden Jezus ervan beschuldigd zouden hebben dat hij een onwettige zoon was, zou het feit dat Jozef, die van de omstandigheden op de hoogte was, Maria had gehuwd en haar de bescherming van zijn goede naam en zijn koninklijke afstamming had gegeven, zo’n lasterlijke bewering hebben weerlegd.

[Tabel op blz. 809-810]

DE AFSTAMMINGSLIJNEN VAN JEZUS IN DE BIJBEL

Genesis en Ruth

1 Kronieken Hfdst. 1, 2, 3

Mattheüs Hfdst. 1

Lukas Hfdst. 3

Adam

Adam

Adam

Seth

Seth

Seth

Enos

Enos

Enos

Kenan

Kenan

Kainan

Mahalalel

Mahalalel

Mahalaleël

Jered

Jered

Jered

Henoch

Henoch

Henoch

Methusalah

Methusalah

Methusalah

Lamech

Lamech

Lamech

Noach

Noach

Noach

Sem

Sem

Sem

Arpachsad

Arpachsad

Arpachsad

Kainan

Selah

Selah

Selah

Heber

Heber

Heber

Peleg

Peleg

Peleg

Rehu

Rehu

Rehu

Serug

Serug

Serug

Nahor

Nahor

Nahor

Terah

Terah

Terah

Abram (Abraham)

Abraham

Abraham

Abraham

Isaäk

Isaäk

Isaäk

Isaäk

Jakob (Israël)

Jakob

Jakob

Jakob

Juda (en Tamar)

Juda

Juda (en Tamar)

Juda

Perez

Perez

Perez

Perez

Hezron

Hezron

Hezron

Hezron

Ram

Ram

Ram

Arni (Ram?)

Amminadab

Amminadab

Amminadab

Amminadab

Nahesson

Nahesson

Nahesson

Nahesson

Salmon

Salmon (Salma, 1Kr 2:11)

Salmon (en Rachab)

Salmon

Boaz (en Ruth)

Boaz

Boaz (en Ruth)

Boaz

Obed

Obed

Obed

Obed

Isaï

Isaï

Isaï

Isaï

David

David

David (en Bathseba)

David

Salomo

Salomo

Nathan1

Mattatha

Menna

Melea

Eljakim

Jonam

Jozef

Juda

Simeon

Levi

Matthat

Jorim

Eliëzer

Jezus

Er

Elmadan

Kosam

Addi

Melchi

Neri

Rehabeam

Rehabeam

Abia

Abia

Asa

Asa

Josafat

Josafat

Joram

Joram

Ahazia

Joas

Amazia

Azarja (Uzzia)

Uzzia (Azarja)

Jotham

Jotham

Achaz

Achaz

Hizkia

Hizkia

Manasse

Manasse

Amon

Amon

Josia

Josia

Jojakim

Jechonja (Jojachin)

Jechonja

Sealthiël (Pedaja)2

Sealthiël

Sealthiël3

Zerubbabel4

Zerubbabel

Zerubbabel

Resa

Joanan

Joda

Josech

Semeïn

Mattathias

Maäth

Naggai

Esli

Nahum

Amos

Mattathias

Jozef

Jannai

Melchi

Levi

Matthat

Eli (vader van Maria)

Abiud

Eljakim

Azor

Zadok

Achim

Eliud

Eleazar

Matthan

Jakob

Jozef

Jozef (Eli’s schoonzoon)

Jezus (pleegzoon)

Jezus (Maria’s zoon)

1 Bij Nathan begint Lukas met de afstammingslijn van Jezus via moederszijde, terwijl Mattheüs met de lijn via vaderszijde verder gaat.

2 Zerubbabel was blijkbaar de vleselijke zoon van Pedaja en op grond van het zwagerhuwelijk de wettelijke zoon van Sealthiël; of hij werd na de dood van zijn vader Pedaja door Sealthiël grootgebracht en wettelijk als de zoon van Sealthiël erkend. — 1Kr 3:17-19; Ezr 3:2; Lu 3:27.

3 Sealthiël, de zoon van Jechonja, was mogelijk de schoonzoon van Neri. — 1Kr 3:17; Lu 3:27.

4 De afstammingslijnen komen bij Sealthiël en Zerubbabel samen en gaan daarna weer uiteen. Dit uiteengaan kan toe te schrijven zijn aan het feit dat er sprake is van twee verschillende nakomelingen van Zerubbabel, of Resa of Abiud zou een schoonzoon geweest kunnen zijn.