Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Gier

Gier

[Hebr.: ra·chamʹ; ra·chaʹmah], zwarte gier [Hebr.: ʽoz·ni·jahʹ].

Een grote aasvogel die in landen met een warm klimaat een zeer waardevolle dienst verricht door rottend vlees en kadavers te eten die anders ziekten zouden kunnen veroorzaken. Deze vogel staat op de lijst van dieren die volgens de Mozaïsche wet ’onrein’ waren. — Le 11:13, 18; De 14:12, 17.

In het Arabisch, een taal die verwant is aan het Hebreeuws, duidt een soortgelijk woord als ra·chamʹ op de Egyptische gier of witte krenggier (Neophron percnopterus), dikwijls „hen der farao’s” genoemd. Deze vogel is wit, behalve zijn vleugels, die zwart zijn, en hij heeft een gele snavel en gele poten. Hij is met zijn lengte van ongeveer 65 cm de kleinste van alle gieren die in bijbelse landen voorkomen. Met zijn kale gerimpelde kop, grote ogen, kromme snavel en gebogen klauwen ziet hij er nogal afschuwwekkend uit. Vanwege zijn bereidheid afval te eten dat zelfs door andere gieren wordt versmaad, wordt hij als de walgelijkste aaseter van het Midden-Oosten beschouwd, maar tevens als de nuttigste, wegens de dienst die hij daarmee bewijst.

De vale gier (Gyps fulvus) is een geelachtig bruine vogel met een lengte van ongeveer 1,2 m en een vleugelspanwijdte van zo’n 2,7 m. Hij was het symbool van de Egyptische godin Nechbet en was ook op de standaarden van de Egyptenaren, de Assyriërs en de Perzen afgebeeld.

De lammer- of baardgier (Gypaetus barbatus) is een grote roofvogel die 1,2 m hoog op zijn poten staat. Met zijn lange, spitse vleugels, die een spanwijdte van bijna 3 m hebben, vliegt de lammergier moeiteloos en met buitengewone gratie al cirkelend rond terwijl hij in het landschap beneden naar voedsel speurt. In tegenstelling tot andere gieren heeft de lammergier een bevederde kop en een boksbaard. Zijn voorkeur gaat uit naar mergrijke beenderen, die hij van grote hoogte op de rotsen laat vallen zodat ze opensplijten, waardoor hij bij het merg kan komen.

Het Hebreeuwse woord ʽoz·ni·jahʹ heeft kennelijk betrekking op de zwarte gier (Aegypius monachus), de grootste in Israël voorkomende roofvogel. Hij is eerder bruin dan zwart en heeft de voor gieren kenmerkende kale kop, een blauwe hals en een wigvormige staart.